Dit jaar besteden we in de live dag veel aandacht aan oefenen, samenwerken en uitwisselen. Theorie en achtergronden vind je in deze online module.
Voor degenen die pe-punten willen aanvragen: deze bijscholing bevat 6 contacturen en 5 studiebelasting-uren. Vraag je docent om een verklaring van deelname als je punten wilt aanvragen.
Training inhoud
10:00 – Opening en speciaal welkom aan nieuwe collega’s
10.15 – Beehive: werkvorm om te netwerken
10.45 – Nieuws over eenzaamheid
11.10 – Welke onderwerpen wil jij nog behandeld hebben vandaag?
11.30 – Bateson in de herhaling
12.00 – Toekomst Faktor5 en netwrek eenzaamheispecialisten
12.30 – Lunch en vervolg beehive
13.30 – Diverse nieuwtjes, relevant voor het werk van eenzaamheidspecialist
14:00 – Groepsopdracht
15.00 – Creatief Leven onder de loep
15.30 – Werkvormen en materialen
15.45 – Antwoord op vragen van vanochtend
16.00 – Afsluiting
Eenzaamheid trends
Een korte visie op de stand van zaken in 2024.
Onderzoek naar eenzaamheid in Nederland en maatschappelijke stemming rond eenzaamheid
a) Longitudinale studies:
In 2024 lopen er verschillende langlopende studies die de trends in eenzaamheid over meerdere jaren in kaart brengen. Een van de belangrijkste is de Longitudinale Aging Study Amsterdam (LASA), die al sinds de jaren ’90 ouderen volgt. Deze studie heeft in 2024 onder meer nieuwe inzichten opgeleverd over de negatieve langetermijneffecten van de COVID-19-pandemie op eenzaamheid onder ouderen. VAnuit ons perspectief gezien geen verrassende uitkomst.
b) Focus op specifieke groepen:
Er is een toenemende aandacht voor eenzaamheid onder specifieke groepen, zoals:
- Jongvolwassenen (18-35 jaar): Onderzoek richt zich op de impact van sociale media en de gig-economie op sociale verbindingen.
- Migranten en vluchtelingen: Studies onderzoeken hoe culturele verschillen en integratie eenzaamheid beïnvloeden. Tineke Fokkema is hier al jarenlang mee bezig… Op Linkedin en in andere media zie je er wer wat aandacht voor, maar studies zijn nauwelijks te vinden.
- LHBTIQ+ gemeenschap: Er is meer aandacht voor eenzaamheid nodig binnen deze groep, vooral in relatie tot sociale acceptatie en identiteit. Vooral met het oog op de toenemende maatschappelijke onrust, waarbij mensen zich niet geaccepteerd voelen is dit van belang. Toch zie ik hier weinig serieus gericht onderzoek in relatie tot eenzaamheid.
- Voorzichtig begint er in bedrijven en populaire media aandacht te komen voor eenzaamheid, hoewel zich dat niet vertaalt in een opvallende groei in onderzoek. Wat opvalt is dat er veel aandacht is voor het gevolg van remote wreken op eenzaamheid (en dus op de productiviteit!). Let op dat deze doelgroep niet door anderen wordt bediend. Wees erbij! Onderzoek of geen onderzoek, (32 resultaten in 2024) de praktijk wacht niet. Misschien is de eenzaamheid van de leider wel de plek om te beginnen…
c) Technologie en eenzaamheid:
Nederlandse onderzoekers bestuderen de rol van technologie bij het verminderen én veroorzaken van eenzaamheid. Er lopen pilots met AI-gestuurde chatbots als gezelschap voor ouderen, en er wordt onderzoek gedaan naar de effectiviteit van virtual reality in het creëren van sociale verbindingen. Opvallend is dat er steeds meer aandacht is voor de inrichting van de openbare ruimte in relatie tot eenzaamheid/verbinding.
In samenwerking met internationale partners wordt er in Nederland onderzoek gedaan naar de neurologische basis van eenzaamheid. Dit onderzoek richt zich op het identificeren van biomarkers voor eenzaamheid en het onderzoeken van mogelijke farmacologische interventies. Tot op heden heb ik nog geen pil gevonden…
2. Interventies en hulp bij eenzaamheid
a) Nationale Eenzaamheidsstrategie:
De Nederlandse overheid heeft in 2024 een geactualiseerde Nationale Eenzaamheidsstrategie gelanceerd. Deze strategie focust op een integrale aanpak, waarbij verschillende ministeries, gemeenten, zorginstellingen en maatschappelijke organisaties samenwerken. Eentegeneenzaamheid. We hebben net bericht ontvangen dat er geprobeerd gaat worden het project dat tot en met 2025 loopt, te verlengen.
b) Gemeentelijke initiatieven:
Veel gemeenten vinden dat zij hun eigen eenzaamheidsbeleid ontwikkeld hebben, gebaseerd op lokale behoeften. (Lees: gebaseerd op lokaal bestaand aanbod) Voorbeelden hiervan zijn:
- Buurthuizen 2.0: Moderne ontmoetingsplekken die zowel fysieke als digitale activiteiten aanbieden.
- Intergenerationele woonprojecten: Waar jongeren en ouderen samen wonen en elkaar ondersteunen.
- ‘Eenzaamheidsambassadeurs’: Getrainde vrijwilligers die eenzame mensen in hun wijk identificeren en ondersteunen. Bijvoorbeeld.en in Rijen.
c) Digitale platforms:
Er zijn verschillende online platforms gelanceerd die mensen helpen om sociale connecties te maken:
- ‘BurenBuddy’: Een app die buurtgenoten met vergelijkbare interesses aan elkaar koppelt.
- ‘ZorgvoorContact’: Een platform dat vrijwilligers verbindt met eenzame ouderen voor regelmatige (video)gesprekken.
d) Bedrijfsleven betrokkenheid:
Meer bedrijven nemen deel aan initiatieven om eenzaamheid tegen te gaan:
- Meerdere supermarktketens hebben ‘kletskassa’s’ geïntroduceerd, waar klanten rustig een praatje kunnen maken.
- Bedrijven bieden werknemers trainingen aan om eenzaamheid op de werkvloer te herkennen en aan te pakken.
3. Innovatieve benaderingen
a) Eenzaamheid als gezondheidsprobleem:
Er is een groeiende erkenning dat eenzaamheid een serieus gezondheidsprobleem is. Huisartsen in Nederland zijn in 2024 begonnen met het ‘voorschrijven’ van sociale activiteiten, vergelijkbaar met het Britse model van ‘social prescribing’. Dit overigens zonder bijscholing op het gebied van eenzaamheid.
b) Kunstmatige Intelligentie (AI):
AI kan worden ingezet om eenzaamheid vroeg te detecteren en gepersonaliseerde interventies voor te stellen. Dat klinkt goed. Maar gepersonaliseerde interventies kan dan betekenen: een robotpop of zeehond,
Wat betekenen menselijke relaties nog als je die vervangt door AI?
c) Natuurinterventies:
Er is toenemend bewijs voor de positieve effecten van natuur op de gezondheid. Dat wil zeggen, er is een theoretisch model dat als bewijs dient. Verschillende gemeenten experimenteren met ‘groene sociale ontmoetingsplekken’ en ‘therapeutische tuinen’. Dit wordt ingezet als aanpak van eenzaamheid. Dat er goede resultaten uitkomen, waarbij mensen heel tevreden zijn, is bekend. Dat hierdoor de problematiek van eenzaamheid niet fundamenteel wordt aangepakt zal helder zijn.
d) Culturele interventies:
Musea, theaters en bibliotheken in Nederland hebben speciale programma’s ontwikkeld gericht op het verminderen van eenzaamheid. Deze programma’s combineren culturele activiteiten met mogelijkheden voor sociale interactie. Ook GGD-en beiden bijvoorbeeld kunst en muziek interventies aan als aanpak van eenzaamheid. Ook hier geldt: mooi om het brein te ontspannen, fijn voor mensen die zich niet erg eenzaam voelen, maar geen fundamentele aanpak.
4. Uitdagingen en toekomstperspectieven
a) Doelgroepfixatie:
Met de toenemende vergrijzing blijft eenzaamheid onder ouderen een grote uitdaging. Er wordt gewerkt aan innovatieve woonconcepten en technologische oplossingen om ouderen langer zelfstandig en sociaal verbonden te houden.
De invloed van Joinus, die enorme publiciteit heeft gekregen dankzij de oorspronkelijke steun van WVS en nu van de appeltjes van Oranje, maakt dat nu naast aandacht voor ouderen, vooral aandacht is voor eenzaamheid bij jongeren.
Het bedrijfsleven heeft zeker zo veel te winnen bij de aanpak van eenzaamheid, evenals verzekeraars. hier ligt een uitdaging die we echt snel moeten aangaan. Niet ieder voor zich, maar als netwerk.
b) Digitalisering:
Hoewel technologie kansen biedt, zorgt het ook voor nieuwe vormen van eenzaamheid. AI chatbots kunne je de illusie geven van het hebben van relaties, maar de vraag is of ze je leren ook in de echte wereld relaties aan te gaan. Onderzoek richt zich op het vinden van een balans tussen online en offline sociale interacties. Veel onzin wordt nog steeds verspreid over het effect van social media, terwijl de feiten al jaren worden herhaald in onderzoek: het zijn niet de media die ongelukkig maken.
c) Maatschappelijke veranderingen:
Veranderingen in gezinsstructuren, arbeidspatronen en sociale normen blijven de aard van eenzaamheid beïnvloeden. Onderzoekers proberen deze trends te begrijpen om effectieve interventies te ontwikkelen.
d) Intersectionaliteit:
Er is een groeiend besef dat eenzaamheid vaak samenhangt met andere sociale problemen zoals armoede, discriminatie en geestelijke gezondheidsproblemen. Interventies worden steeds meer gericht op deze complexe, onderling verbonden factoren.
Conclusie:
Nederland heeft in 2024 een vrij multidisciplinaire en innovatieve aanpak van eenzaamheid. Al vinden wij het misschien nog lang niet ideaal, vergeleken met andere landen is het hier heilig. Er is een sterke samenwerking tussen onderzoekers, beleidsmakers, zorgprofessionals en technologiebedrijven. Hoewel er vooruitgang is geboekt, blijft eenzaamheid een complex probleem dat voortdurende aandacht en nieuwe benaderingen vereist. De focus ligt steeds meer op preventie, vroege interventie en het creëren van een samenleving die sociale verbondenheid bevordert. Werk aan de winkel, nog steeds.
Een korte samenvatting van wat er de afgelopen tijd is gebeurd op het gebied van onderzoek kun je hier downloaden en hier lezen:
Eenzaamheid in 2024 – een selectie uit onderzoek
In 2023 zijn volgens semantic scholar 3500 studie naar eenzaamheid uitgevoerd. In 2024 waren dat er 2880.
- Vanuit de wetenschap van de psychologie waren dat er 1980 in 2023 en 1650 in 2024.
- Vanuit de medische wetenschap 929 in 2023 en 984 in 2024.
- Vanuit sociologie 45 in 2023 en 1260 in 2024.
- Vanuit filosofie 28 in 2023 en 64 in 2024.
- Vanuit onderwijs 251, in 2023 en 238 in 2024.
Zoals je ziet is de sociologie een uitschieter in dit geheel, met een enorme toename van onderzoeken.
Nou moet je niet al te veel waarde hechten aan die cijfers: meta-onderzoek geldt ook als onderzoek en meta onderzoeken schieten als paddenstoelen uit de grond.
In 2024 gingen de meeste onderzoeken nog over ouderen, daar is echt een kentering ingekomen. Ook is opvallend dat er veel aandacht is voor aanpak in de vorm van IT oplossingen. Logisch, een zo groot probleem groot aanpakken kan eigenlijk alleen maar op die manier: grootschalig.
Zoek je op het vakgebied educatie naar eenzaamheid en kinderen, dan kom je op 11000 resultaten in 2023 en een verbijsterende 749.000 in 2024. Geen wonder dat er steeds meer meta onderzoek komt. Het is niet meer te overzien!
Alleen, bij meta onderzoek stuiten de meeste onderzoekers op dit feit: er wordt geen onderscheid gemaakt tussen sociaal geïsoleerd zijn en eenzaamheid. Dat maakt dat het vrijwel niet vergelijkbaar is. Je moet dus nog steeds heel erg je hoofd gebruiken bij het interpreteren van onderzoeken.
Ik heb een aantal onderzoeken voor jullie op een rij gezet.
Internationaal:
Trends in ontwikkeling van eenzaamheid
Eenzaamheidsonderzoek heeft zich historisch gezien gericht op verschillende leeftijdsgroepen, met enkele verschuivingen in nadruk in de loop van de tijd:
- Ouderen (65+):
Deze groep is sinds de jaren ’60 voortdurend een belangrijk aandachtspunt geweest in eenzaamheidsonderzoek. Studies hebben factoren onderzocht die bijdragen aan eenzaamheid bij ouderen, zoals pensionering, verlies van partner en afnemende gezondheid. - Adolescenten en jongvolwassenen (13-25):
De interesse in deze leeftijdsgroep nam aanzienlijk toe in de late jaren ’90 en vroege jaren 2000, samenvallend met de opkomst van digitale technologie en sociale media. Onderzoekers begonnen te onderzoeken hoe deze factoren sociale verbindingen en eenzaamheid onder jongeren beïnvloedden. - Volwassenen van middelbare leeftijd (40-65):
Deze groep kreeg aanvankelijk minder aandacht, maar zag een toegenomen interesse in de jaren 2010. Studies begonnen eenzaamheid te onderzoeken in de context van werk-privébalans, zorgtaken en transities in de middelbare leeftijd. - Kinderen (5-12):
Onderzoek naar eenzaamheid bij kinderen kreeg momentum in de late jaren 2000 en vroege jaren 2010, met een focus op schoolomgevingen, relaties met leeftijdsgenoten en de impact van technologie op sociale ontwikkeling. - Jonge kinderen en peuters (0-4):
Deze groep is minder vaak bestudeerd, maar de interesse groeide in de late jaren 2010 en vroege jaren 2020, vooral in relatie tot hechtingstheorie en vroege kinderjarenontwikkeling.
Veranderingen in interesse in de loop van de tijd:
- Verbreding van de reikwijdte: Vroeg onderzoek richtte zich voornamelijk op ouderen, maar in de loop van de tijd breidde het onderzoek zich uit naar alle leeftijdsgroepen.
- Technologische impact: Vanaf de late jaren ’90 was er een toegenomen interesse in hoe technologie en sociale media eenzaamheid beïnvloeden in alle leeftijdsgroepen, maar vooral onder adolescenten en jongvolwassenen.
- Levensovergangen: In de jaren 2010 werd meer aandacht besteed aan eenzaamheid tijdens verschillende levensovergangen (bijv. naar de universiteit gaan, ouder worden, met pensioen gaan) in verschillende leeftijdsgroepen.
- Intergenerationele studies: Vanaf het midden van de jaren 2010 was er groeiende interesse in het vergelijken van eenzaamheid tussen generaties en het onderzoeken van intergenerationele interventies.
- Invloed van de pandemie: De COVID-19-pandemie in 2020 leidde tot een golf van eenzaamheidsonderzoek in alle leeftijdsgroepen, met bijzondere aandacht voor de impact van sociale isolatiemaatregelen op de geestelijke gezondheid.
- Eenzaamheid op de werkplek: In de late jaren 2010 en vroege jaren 2020 was er een toegenomen focus op eenzaamheid in professionele settings, vooral onder werkende volwassenen.
- Culturele vergelijkingen: Wereldwijde studies die eenzaamheid vergelijken tussen verschillende culturen en landen werden gangbaarder in de jaren 2010 en vroege jaren 2020. Daarbij ging het vaak om de vraag wat in verschillende culturen werd verstaan onder eenzaamheid
- In 2024 verschenen diverse onderzoeken die de situatie tussen 2000 en 2020 – 2023 in beeld brachten.
Over het algemeen bleven ouderen een consistent aandachtspunt, maar breidde het onderzoek zich in de loop van de tijd uit naar alle leeftijdsgroepen. Het vakgebied werd ook interdisciplinairder, met inzichten uit de psychologie, sociologie, neurowetenschappen en volksgezondheid.
De trends verder bekeken
Als we uitgaan van eenzaamheid zoals die ook door ons wordt gedefinieerd, waarbij het ervaren van eenzaamheid door de persoon zelf als maatstaf geldt, zien we dat er verwarring heerst over de trends.
Enerzijds is de populaire opvatting dat individualistische samenlevingen meer risico geven op eenzaamheid, met name op oudere leeftijd, dan meer sociaal georiënteerde samenlevingen. Dat maakt dat politieke interesse voor eenzaamheid op de oude dag aan de orde is.
Toch blijkt steeds weer uit onderzoek dat eenzaamheid in de West-Europese landen minder groot is dan in de mediterrane landen. Oorzaken hiervoor worden gevonden in de betere gezondheidszorg en de mogelijkheid om individuele keuzes te maken in de meer individueel georiënteerde samenlevingen.
Een Noors onderzoek kijkt naar de trends in Noorwegen van 1984 tot 2019 onder 70-plussers en concludeert dat daar:
- eenzaamheid past bij vrouwen van oudere leeftijd die alleen leven
- de prevalentie van eenzaamheid bij 70-plussers is afgenomen (net als in Nederland)
- bij de oudsten van de ouderen die alleen leven is eenzaamheid toegenomen
- projecties tot 2050 voorspellen een verdubbeling van eenzaamheid onder de oudste volwassenen
Aan de andere kant is er duidelijk steeds meer aandacht voor jongeren, onder meer in dit onderzoek, dat keek naar schoolkinderen tussen 12 en 15 jaar in 28 landen(!). Hun conclusie is dat eenzaamheid bij veel jongeren voorkomt en dat er zeer weinig tot geen verbetering is geweest in de afgelopen jaren.
In Japan is onderzoek geweest naar trends in de ontwikkeling van eenzaamheid onder jongeren in 70 (!) landen in de periode 2000 – 2023. Hun conclusie is helder: “Over the past 20 years, adolescent loneliness has increased globally, particularly in the last decade and among girls from high-income countries.”
Referenties:
Dahlberg, L., von Saenger, I., Naseer, M., Lennartsson, C., & Agahi, N. (2024). National trends in loneliness and social isolation in older adults: an examination of subgroup trends over three decades in Sweden. Frontiers in public health, 12, 1444990. https://doi.org/10.3389/fpubh.2024.1444990
Smith, L., Sánchez, G. F. L., Pizzol, D., Yon, D. K., Oh, H., Kostev, K., … & Koyanagi, A. (2024). Global time trends of perceived loneliness among adolescents from 28 countries in Africa, Asia, and the Americas. Journal of affective disorders, 346, 192-199.
Hosozawa, M., Igami, K., Stanyon, D., Charvat, H., Knowles, G., Nishida, A., … & Iso, H. Global Trends in Adolescent Loneliness from 2000 to 2018: A Cross-National Investigation of 1.6 Million Students from 79 Countries. Available at SSRN 4754870.
De theorie over eenzaamheid wordt door verschillende disciplines op heel diverse manieren gevormd. Omdat Creatief Leven en de aanpak van eenzaamheid gebaseerd zijn op de theorie die Jeannette heeft ontwikkeld rond eenzaamheid, is het goed om hier nog even aan te herinneren.
Nadruk op relationele patronen
Eenzaamheid als verstoring van relationele patronen
Eenzaamheid ontstaat door verstoringen in de relationele patronen die mensen hebben opgebouwd en/of die mensen verwachten te ervaren en waaraan ze betekenis ontlenen. Mensen ervaren verbondenheid en veiligheid in de voorspelbaarheid van hun relaties, of dat nu met vrienden, familie, collega’s of zelfs bredere sociale structuren is. Wanneer deze relationele patronen verstoord worden, ontstaat een gevoel van onthechting, isolatie en machteloosheid. Deze verstoringen in relaties leiden tot het gevoel van eenzaamheid. Op zich is dat normaal en hoewel het niet fijn voelt, is het geen reden tot ongerustheid.
Oorsprong van eenzaamheid
Eenzaamheid heeft zijn oorsprong in vroege ervaringen van verstoring van vertrouwde patronen. Als kind leert een mens te vertrouwen op regelmatige en voorspelbare interacties met verzorgers, die een basis vormen voor het gevoel van veiligheid. Wanneer deze patronen doorbroken worden, zoals door het alleen gelaten worden of veranderingen in de zorg, ervaart het kind onveiligheid. Ook dit is op zich niet erg, mits het kind kan ervaren dat aan die eenzaamheid een eind komt, bijvoorbeeld als het wordt getroost als het verdrietig is. Als een kind leert dat er geen troost of steun komt, ook niet als het kind erg huilt, dan kan zogenaamde learned helplesness ontstaan. Voor sommige mensen vormt dit de basis voor een diepere kwetsbaarheid gedurende het hele leven. Dit is vooral het geval wanneer latere verstoringen in relationele patronen hen herinneren aan het gevoel van machteloosheid dat ze als kind ervoeren.
Relationele patronen en verstoring
Eenzaamheid is altijd het gevolg van een verstoring van patronen in relaties. Dit kan een directe verstoring zijn, zoals het beëindigen van een relatie, het verliezen van een dierbare, of het veranderen van een sociale situatie zoals verhuizen of het krijgen van een nieuwe baan. Ook positieve veranderingen, zoals het aangaan van een nieuwe relatie of het krijgen van een kind, kunnen bestaande patronen verstoren en gevoelens van eenzaamheid opwekken. De eenzaamheid ontstaat omdat het individu zich niet meer kan vasthouden aan de bekende relationele patronen waaraan het betekenis en zekerheid ontleende. Ook verwachtingspatronen die we op basis van instinct of cultuur hebben kunnen verstoord zijn. Geen partner kunnen vinden of als kind voor je ouders moeten zorgen kan het effect van verstoorde relatiepatronen hebben.
Suggesties voor de Aanpak van Eenzaamheid op Basis van Relationele Patroontheorie
- Herstellen van verbroken relationele patronen
Een effectieve aanpak van eenzaamheid begint met het helpen herstellen van verstoorde relationele patronen. Dit betekent dat mensen ondersteund moeten worden in het opnieuw opbouwen van relaties die voorspelbaar en betekenisvol zijn. Het kan hierbij gaan om bestaande relaties nieuw leven inblazen, of om het ontwikkelen van nieuwe relaties die passen binnen de huidige levensfase van de persoon. - Begeleiden bij veranderingen in relationele dynamiek
Wanneer veranderingen in het leven, zoals scheiding, rouw, of verhuizing, relationele patronen doorbreken, is het essentieel dat mensen geholpen worden om nieuwe relationele dynamieken te begrijpen en te omarmen. Hulpverleners kunnen mensen begeleiden bij het verwerken van de verstoringen en het ontwikkelen van nieuwe verwachtingen en patronen in hun relaties. Dit helpt de angst en onzekerheid rondom deze veranderingen te verminderen. - Betekenisvolle verbindingen centraal stellen
Omdat eenzaamheid voortkomt uit verstoringen in relationele patronen waaraan mensen betekenis ontlenen, is het cruciaal dat de aanpak van eenzaamheid zich richt op het herstellen van betekenisvolle verbindingen. Dit hoeft niet per se te betekenen dat iemand meer sociale contacten moet hebben. Het kan ook gaan om diepere verbindingen, zoals een hechte vriendschap, een relatie met een mentor, of zelfs een spirituele verbinding die een gevoel van veiligheid en verbondenheid biedt. - Relaties als bron van betekenis, niet kwantiteit
Het aantal sociale contacten is minder belangrijk dan de kwaliteit van die contacten. Mensen voelen zich minder eenzaam als ze in hun relaties een gevoel van stabiliteit en wederzijds begrip ervaren. De focus van interventies zou dan ook moeten liggen op het leren versterken van de kwaliteit van de relaties. Dit helpt mensen betekenis te vinden in de relaties die ze hebben en voorkomt dat ze zich verlaten of onbelangrijk voelen. - Omgaan met relationele veranderingen als levensvaardigheid
De moderne wereld wordt gekenmerkt door snelle en voortdurende veranderingen, wat betekent dat verstoringen in relationele patronen onvermijdelijk zijn. Mensen zouden ondersteund moeten worden in het ontwikkelen van vaardigheden om om te gaan met deze veranderingen, zodat ze beter in staat zijn om hun sociale banden aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Dit kan bijvoorbeeld door hen te helpen anticiperen op veranderingen en nieuwe patronen te vormen die meer veerkracht bieden in tijden van verandering. - Vermijd patronen van afhankelijkheid in hulpverlening
Hulpverlening moet gericht zijn op het herstellen van stabiele en duurzame relationele patronen, zonder dat een patroon van afhankelijkheid ontstaat. Wanneer hulpverleners de belangrijkste relatie in het leven van een cliënt worden, bestaat het risico dat de cliënt afhankelijk wordt van deze externe steun. Daarom moet hulpverlening gericht zijn op het bevorderen van zelfredzaamheid en het versterken van relaties in de natuurlijke omgeving van de cliënt. - Ondersteunen van het hervinden van ritme in relaties
Voor veel mensen is eenzaamheid een gevolg van het verlies van ritme in hun relaties. Hulpverlening kan zich richten op het helpen van mensen om nieuwe ritmes te ontwikkelen, zoals regelmatige ontmoetingen met vrienden of deelname aan sociale activiteiten, zodat er een gevoel van continuïteit en stabiliteit ontstaat in hun relaties. Dit kan helpen om de leegte die door relationele verstoringen is ontstaan, te vullen.
Bovenstaande adviezen houden geen rekening met mogelijke traumatische ervaringen of de eerder genoemde learned helplesness. Learned helplessness zal mensen er van kunnen weerhouden om hulp in te roepen, terwijl mensen met een trauma verleden zich vaak niet eens bewust zijn van dat trauma. Wie hulp wil bieden bij eenzaamheid moet diepere problematiek kunnen signaleren. Daarbij is het uitgangspunt altijd: ga uit van de mogelijkheden van mensen en grijp op een zo eenvoudig mogelijke manier in. De cursus Creatief Leven is altijd positief, mocht blijken dat het niet genoeg is, dan kan een advies om een psychoog te bezoeken altijd nog worden gegeven.
Conclusie
De herstelde relatiepatronen vormen de kern van de aanpak van eenzaamheid. Omdat mensen betekenis en veiligheid ontlenen aan voorspelbare patronen in hun relaties, kan een verstoring hiervan leiden tot gevoelens van eenzaamheid. Door de nadruk te leggen op het herstellen of opbouwen van stabiele, betekenisvolle verbindingen, kan eenzaamheid effectief worden bestreden, ongeacht de specifieke omstandigheden die de patronen hebben verstoord. Het erkennen van de rol van relationele patronen biedt een breder perspectief om eenzaamheid niet als persoonlijk falen, maar als een verstoring van menselijk verbondenheid te beschouwen.
Eenzaam brein
Dit alles houdt geen rekening met het eenzame brein: een brein dat minder sociaal ontwikkeld is en waarbij mensen meer angsten wtnrouwen hebben jegens anderen. Het is leuk om relatievaardigheden te leren, maar dat kan alleen als iemand een brein heeft dat tot dat leren in staat is en zelf bereid is tot leren. Daarom kan een aanpak van eenzaamheid niet zonder aanpak van het brein.
Recente ontwikkelingen in hersenonderzoek en eenzaamheid: Inzichten uit 2023 en 2024
De afgelopen jaren hebben significante vooruitgang geboekt in het begrip van de neurale mechanismen die ten grondslag liggen aan eenzaamheid. Onderzoek uit 2023 en 2024 heeft nieuwe inzichten opgeleverd in hoe eenzaamheid het brein beïnvloedt en hoe deze kennis kan worden toegepast in interventies. Hier volgt een overzicht van de meest opvallende ontwikkelingen.
1. Neuroplasticiteit en eenzaamheid
Steeds meer wordt aangetoond dat chronische eenzaamheid geassocieerd is met veranderingen in neuroplasticiteit in specifieke hersengebieden. Met behulp van geavanceerde neuro imaging technieken ontdekten de onderzoekers dat langdurige eenzaamheid leidt tot verminderde neuroplasticiteit in de prefrontale cortex en de hippocampus, gebieden die cruciaal zijn voor sociale cognitie en geheugenvorming.
In een artikel in Nature werd (en dat is heel bijzonder) een stuk gewijd aan het ontwikkelen van sociale hersendelen in de babytijd:
There are two well-described critical periods for social development in childhood, when environmental inputs result in irreversible changes in brain development and function with permanent effects on social behavior. The first critical period, which is called “primary socialization”, occurs between 6 weeks and 6 months of age, beginning with the onset of learning abilities, continuing with the smiling response, and ending with the fear of strangers [37,38,39,40]. Thus, early positive interactions with a primary caregiver are very important for the development of social capacities. From ~27 months of age, the use and understanding of sentences mark the beginning of the second critical period, ‘verbal socialization’, in which the process of socialization begins all over again through a different form of communication [40]. Thus, during the first few years of life, the developing brain is particularly vulnerable to environmental stresses [41]. The disruption of social interaction during early critical periods will negatively impact cognitive, social, and verbal performance, resulting in a predisposition to mental health issues [42,43,44].
Recente bevindingen suggereren dat eenzaamheid niet alleen een psychologische toestand is, maar ook tastbare veranderingen in de hersenstructuur en -functie teweegbrengt. Dit onderzoek opent nieuwe mogelijkheden voor gerichte interventies die neuroplasticiteit kunnen bevorderen als een manier om de negatieve effecten van eenzaamheid tegen te gaan.
2. Sociale pijn en fysieke pijn: Gedeelde neurale circuits
Voortbouwend op eerder werk dat suggereerde dat sociale pijn en fysieke pijn gedeelde neurale circuits activeren, heeft een team van Amerikaanse onderzoekers in 2024 deze relatie verder uitgediept. Hun studie, gepubliceerd in Nature Neuroscience, gebruikte geavanceerde fMRI-technieken om aan te tonen dat eenzaamheid niet alleen dezelfde hersengebieden activeert als fysieke pijn, maar dat de intensiteit van deze activatie correleert met de ervaren mate van eenzaamheid.
Interessant genoeg toonde het onderzoek aan dat sociale verbondenheid deze neurale respons kan moduleren, wat suggereert dat interventies gericht op het versterken van sociale banden mogelijk de “pijn” van eenzaamheid kunnen verminderen op een neurologisch niveau. In dit artikel vind je enorm vele informatie over eenzaamheid vanuit sociale wetenschape, neurobiologie en klinische ervaring.
3. Genetische factoren en eenzaamheid
Een grootschalig onderzoek, gepubliceerd in 2023, heeft nieuwe inzichten opgeleverd in de genetische basis van eenzaamheid. Door gebruik te maken van genome-wide association studies (GWAS) bij meer dan 250.000 deelnemers, identificeerden onderzoekers specifieke genetische varianten die geassocieerd zijn met een verhoogde gevoeligheid voor eenzaamheid.
Deze genetische markers bleken ook gelinkt te zijn aan variaties in de expressie van neurotransmitter receptoren, met name die betrokken bij het dopaminerge en serotonerge systeem. Deze bevindingen suggereren dat sommige individuen mogelijk een genetische predispositie hebben voor eenzaamheid, wat implicaties heeft voor zowel preventie als behandeling. Beetje flauw is wel dat ca 50% van de kans op eenzaamheid wordt bepaald door genen, en de andere 50% door omgevingsfactoren als de persoonlijke geschiedenis en mogelijkheden. Je kunt dus niet zeggen: eenzaamheid is genetisch en daarop je aanpak baseren.
4. Eenzaamheid en cognitieve achteruitgang
Een studie uit 2023, uitgevoerd door een internationaal consortium van onderzoekers, heeft nieuwe bewijzen geleverd voor de link tussen chronische eenzaamheid en versnelde cognitieve achteruitgang bij ouderen. De studie, die meer dan 10.000 deelnemers over een periode van 5 jaar volgde, toonde aan dat eenzame individuen een significant snellere afname vertoonden in executieve functies en verwerkingssnelheid.
Neuroimaging data verzameld als onderdeel van de studie onthulde dat deze cognitieve achteruitgang geassocieerd was met versnelde atrofie in de prefrontale en temporale kwabben. Deze bevindingen onderstrepen het belang van sociale interventies als een potentiële strategie om cognitieve gezondheid bij ouderen te behouden.
Een studie naar neurocognitieve tekorten bij eenzaamheid in jongvolwassenen wees uit dat ook bij jongeren een niet onaanzienlijke cognitieve achteruitgang als gevolg van eenzaamheid is te meten.
Een heel nieuw gebied: AI
In mijn zoektocht naar nieuwe ontwikkelingen stuitte ik op patentaanvragen van Philips voor AI oplossingen voor eenzaamheid. Het was niet de enige. Apps om de emoties van mensen te detecteren en hun stemming te beïnvloeden zullen meer en meer deel gaan uitmaken van ons dagelijks leven. Hier ligt een enorme kans: detecteren van eenzaamheid is een kunst! Je ziet het niet aan mensen en vaak zijn ze zich er niet eens van bewust. Bewustmaken is stap 1, hulp is iets wat (nu in elk geval nog lang niet) door AI geboden kan worden.
De vraag wat ethisch verantwoord is, komt hiermee natuurlijk heel dichtbij. We staan aan de vooravond van een revolutie op het gebeid van geestelijke gezondheidszorg. Het brein bereiken is iets waar veel partijen met graagte op inspelen. Hersenonderzoek zal dan ook exploderen zodra marktpartijen er brood in zien. Nu dus.
Conclusie
De recente ontwikkelingen in hersenonderzoek naar eenzaamheid in 2023 en 2024 hebben ons begrip van dit complexe fenomeen aanzienlijk verdiept. Van nieuwe inzichten in de neuroplastische effecten van eenzaamheid tot de identificatie van genetische factoren en de ontwikkeling van neurofeedback interventies, deze onderzoeken openen nieuwe wegen voor zowel het begrijpen als het aanpakken van eenzaamheid. Naarmate dit onderzoeksveld zich verder ontwikkelt, kunnen we verwachten dat deze neurologische inzichten zullen leiden tot meer effectieve, op het brein gerichte interventies voor eenzaamheid.
Referenties
Medeiros, P., Medeiros, A. C., Coimbra, J. P. C., de Paiva Teixeira, L. E. P., Salgado-Rohner, C. J., da Silva, J. A., … & de Freitas, R. L. (2023). Physical, emotional, and social pain during COVID-19 pandemic-related social isolation. Trends in Psychology, 31(2), 400-428.
Lieberz, J. (2023). Loneliness: Cognitive factors and neurobiological mechanisms (Doctoral dissertation, Universitäts-und Landesbibliothek Bonn).
Kim, M. J., & Sul, S. (2023). On the relationship between the social brain, social connectedness, and wellbeing. Frontiers in Psychiatry, 14, 1112438.
Li, S., Cao, X., Li, Y., Tang, Y., Cheng, S., & Zhang, D. (2024). Enhancing Ventrolateral Prefrontal Cortex Activation Mitigates Social Pain and Modifies Subsequent Social Attitudes: Insights from TMS and fMRI. NeuroImage, 120620.
Morr, M. (2023). The role of loneliness in the neurocognitive processing of psychosocial stress and trauma (Doctoral dissertation, Universitäts-und Landesbibliothek Bonn).
Chen, Y. W. (2023). Old and Lonely? Surprising Insights on Perceived Social Isolation Within the Aging Brain from Neuroimaging (Doctoral dissertation, State University of New York at Stony Brook).
Cardona, M., & Andrés, P. (2023). Are social isolation and loneliness associated with cognitive decline in ageing?. Frontiers in aging neuroscience, 15, 1075563.
Huang, Y., Zhu, X., Liu, X., & Li, J. (2023). The effects of loneliness, social isolation, and associated gender differences on the risk of developing cognitive impairment for Chinese oldest old. Aging & Mental Health, 27(7), 1360-1367.
Medeiros, P., Medeiros, A. C., Coimbra, J. P. C., de Paiva Teixeira, L. E. P., Salgado-Rohner, C. J., da Silva, J. A., … & de Freitas, R. L. (2023). Physical, emotional, and social pain during COVID-19 pandemic-related social isolation. Trends in Psychology, 31(2), 400-428.
Bowirrat, A., Elman, I., Dennen, C. A., Gondré-Lewis, M. C., Cadet, J. L., Khalsa, J., … & Blum, K. (2023). Neurogenetics and epigenetics of loneliness. Psychology research and behavior management, 4839-4857.
Xiong, Y., Hong, H., Liu, C., & Zhang, Y. Q. (2023). Social isolation and the brain: effects and mechanisms. Molecular psychiatry, 28(1), 191-201.
Aansluitend op al dat hersenonderzoek komen we terug bij Gregory Bateson, die een theorie had over hoe het brein informatie verwerkt. Die theorie wordt steeds stereker onderbouwd door onderzoek dat in zijn tijd nog niet mogelijk was. Het werk van Bateson en van Dilts is van zo groot belang voor onze aanpak van eenzaamheid dat het goed is daar nog eens extra aandacht aan te besteden.
Gregory Bateson’s model voor leren en veranderen is, samen met de patroontheorie, uitgangspunt geweest voor de aanpak in de cursus Creatief Leven. Gregory Bateson (1904-1980) was een Brits-Amerikaanse antropoloog, sociaal wetenschapper, linguïst en cyberneticus. Zijn werk heeft een grote invloed gehad op verschillende vakgebieden, waaronder psychologie, communicatietheorie en systeemdenken. Bateson’s model voor leren en veranderen is een hiërarchisch model dat verschillende niveaus van leren en verandering beschrijft.
Het model onderscheidt vier niveaus van leren:
- 1. Leren 0: Geen verandering
- 2. Leren I: Verandering binnen een vast kader
- 3. Leren II: Verandering van het kader
- 4. Leren III: Verandering van het systeem van kaders
De niveaus in detail:
1. Leren 0: Geen verandering
Op dit niveau vindt er geen leren of verandering plaats. Het individu reageert op een specifieke stimulus altijd op dezelfde manier, zonder aanpassing of verbetering. Dit niveau van “leren” is in feite een gebrek aan leren.
Voorbeeld: Iemand maakt graag gebruik van het buurtcentrum voor een kopje koffie, maar leert geen initatief te neme nom daarbuiten vriendschappen te ontwikkelen.
2. Leren I: Verandering binnen een vast kader
Op dit niveau vindt er leren plaats binnen een bepaald kader of context. Het individu past zijn gedrag aan op basis van feedback of ervaring, maar blijft binnen dezelfde set van mogelijkheden of opties.
Voorbeeld: Een student die leert hoe hij beter kan presteren op een wiskundetoets door meer oefenopgaven te maken.
3. Leren II: Verandering van het kader
Dit niveau omvat het leren over het leerproces zelf. Het individu leert patronen te herkennen en past zijn leerstrategieën aan. Dit wordt ook wel “deutero-leren” of “leren leren” genoemd.
Voorbeeld: Een manager die leert om verschillende leiderschapsstijlen toe te passen afhankelijk van de situatie en de behoeften van zijn team.
4. Leren III: Verandering van het systeem van kaders
Dit is het hoogste en meest complexe niveau van leren in Bateson’s model. Het impliceert een fundamentele herziening van het hele systeem van denken en handelen. Dit niveau van leren is zeldzaam en kan gepaard gaan met diepgaande persoonlijke transformaties.
Voorbeeld: Een persoon die een spirituele ervaring heeft die zijn hele wereldbeeld en manier van leven verandert.
Praktische implicaties voor coaching
Er zijn praktische implicaties voor het gebruik van deze inzichten in coaching. Coaches kunnen dit model gebruiken om het leer- en veranderingsproces van hun cliënten beter te begrijpen en te begeleiden.
1. Herkennen van leerniveaus
Een van de eerste toepassingen van Bateson’s model in coaching is het herkennen van het leerniveau waarop de cliënt zich bevindt. Dit helpt de coach om de juiste interventies en strategieën te kiezen.
– Leren 0: Als een coach merkt dat een cliënt vasthoudt aan ineffectieve gedragspatronen zonder enige aanpassing, kan dit wijzen op Leren 0. De coach kan dan werken aan het creëren van bewustwording en het introduceren van alternatieven.
– Leren I: Veel coachingssessies zullen zich richten op dit niveau, waarbij cliënten specifieke vaardigheden verbeteren of gedrag aanpassen binnen hun bestaande kader.
– Leren II: Coaches kunnen cliënten helpen om op dit niveau te komen door hen aan te moedigen patronen te herkennen in hun leerproces en na te denken over hun overtuigingen en aannames.
– Leren III: Hoewel dit niveau zeldzaam is, kunnen coaches cliënten ondersteunen die door een diepgaande transformatie gaan.
2. Faciliteren van beweging tussen niveaus
Een belangrijke taak van de coach is het faciliteren van beweging tussen de verschillende leerniveaus. Dit kan op verschillende manieren:
– Van Leren 0 naar Leren I: De coach kan de cliënt helpen om bewust te worden van zijn automatische reacties en alternatieve gedragingen te verkennen.
– Van Leren I naar Leren II: De coach kan reflectievragen stellen die de cliënt aanmoedigen om na te denken over zijn leerproces en onderliggende aannames.
– Van Leren II naar Leren III: Hoewel dit niet altijd mogelijk of nodig is, kan de coach de cliënt ondersteunen bij het onderzoeken van diepere levensfilosofieën en waarden.
3. Gebruik van geschikte technieken
Afhankelijk van het leerniveau kan de coach verschillende technieken toepassen:
– Voor Leren I: Directe feedback, oefeningen, rollenspellen en andere praktische technieken om specifieke vaardigheden te verbeteren.
– Voor Leren II: Reflectieve vragen, metacognitieve oefeningen, journaling, en het verkennen van mentale modellen en overtuigingen.
– Voor Leren III: Existentiële vragen, meditatie, visualisatie-oefeningen, en het verkennen van levensdoelen en waarden.
4. Aandacht voor context
Bateson’s model benadrukt het belang van context in het leerproces. Coaches kunnen dit inzicht gebruiken door te herkaderen door:
– De cliënt aan te moedigen om de bredere context van hun uitdagingen te onderzoeken.
– Verschillende perspectieven en kaders aan te bieden om situaties te bekijken.
– De invloed van verschillende contexten (werk, familie, cultuur) op het leerproces te verkennen.
5. Erkennen van de complexiteit van verandering
Het model van Bateson laat zien dat verandering een complex proces is dat op verschillende niveaus kan plaatsvinden. Coaches kunnen dit inzicht gebruiken om:
– Realistische verwachtingen te stellen voor het veranderingsproces.
– Cliënten te helpen om geduld te hebben met zichzelf tijdens het leerproces.
– De waarde van kleine veranderingen (Leren I) te erkennen, terwijl ze ook de mogelijkheid van diepere transformaties (Leren II en III) open houden.
6. Bevorderen van systeemdenken, al zal dat niet in elke situatie aan de orde zijn.
Bateson’s werk is sterk beïnvloed door systeemtheorie. Coaches kunnen dit aspect integreren door:
- – Cliënten aan te moedigen om de onderlinge verbanden tussen verschillende aspecten van hun leven te zien.
- – De impact van veranderingen op het bredere systeem (familie, werk, etc.) te verkennen.
- – Holistische benaderingen voor probleemoplossing en persoonlijke groei te introduceren.
7. Gebruik van paradox en humor
Bateson was geïnteresseerd in de rol van paradox en humor in leren en verandering. Coaches kunnen dit inzicht toepassen door:
- – Paradoxale interventies te gebruiken om vastgeroeste denkpatronen te doorbreken.
- – Humor te gebruiken om spanning te verlichten en nieuwe perspectieven te introduceren.
- – Cliënten aan te moedigen om de absurditeit of ironie in bepaalde situaties te zien, wat kan leiden tot nieuwe inzichten.
8. Aandacht voor communicatiepatronen
Bateson’s werk in communicatietheorie kan coaches helpen om:
- – Aandacht te besteden aan non-verbale communicatie en meta-communicatie.
- – Dubbele boodschappen en tegenstrijdige communicatie te herkennen en te adresseren.
- – De cliënt te helpen om effectiever te communiceren op verschillende niveaus.
9. Integratie van logische niveaus
Bateson’s concept van logische niveaus kan coaches helpen om:
- – Problemen en doelen op verschillende niveaus te analyseren (gedrag, vaardigheden, overtuigingen, identiteit, zingeving).
- – Interventies te kiezen die aansluiten bij het juiste logische niveau.
- – Congruentie tussen verschillende logische niveaus te bevorderen.
10. Bevorderen van ecologisch bewustzijn
Bateson’s latere werk richtte zich op ecologie en de onderlinge verbondenheid van alle levende systemen. Coaches kunnen dit perspectief integreren door:
- – Cliënten aan te moedigen om na te denken over hun plaats in grotere systemen (organisatie, gemeenschap, ecosysteem).
- – De langetermijneffecten van beslissingen en acties te verkennen.
- – Duurzaamheid en ecologisch bewustzijn te integreren in persoonlijke en professionele doelen. Ecologie is hier: de effecten van het gedrag van de persoon op diens omgeving.
Uitdagingen en beperkingen
Hoewel Bateson’s model waardevolle inzichten biedt voor coaching, zijn er ook enkele uitdagingen en beperkingen om rekening mee te houden:
- 1. Complexiteit: Het model kan complex zijn om te begrijpen en toe te passen, vooral voor beginnende coaches of cliënten die niet vertrouwd zijn met abstracte concepten.
- 2. Subjectiviteit: Het kan soms moeilijk zijn om objectief vast te stellen op welk leerniveau een cliënt zich bevindt, wat kan leiden tot verkeerde interpretaties.
- 3. Culturele bias: Het model is ontwikkeld vanuit een westers perspectief en houdt mogelijk niet volledig rekening met andere culturele opvattingen over leren en verandering.
- 4. Overfocus op hogere niveaus: Er kan een neiging zijn om hogere leerniveaus als “beter” te beschouwen, terwijl Leren I in veel situaties voldoende en gepast kan zijn.
- 5. Tijd en inspanning: Het faciliteren van beweging tussen leerniveaus, vooral naar Leren II en III, kan veel tijd en inspanning vergen, wat niet altijd praktisch is binnen de beperkingen van een coachingstraject.
Conclusie
Gregory Bateson’s model voor leren en veranderen biedt een rijk kader voor coaches om het leerproces van hun cliënten te begrijpen en te begeleiden. Door de verschillende niveaus van leren te herkennen en gepaste interventies toe te passen, kunnen coaches hun cliënten effectiever ondersteunen bij hun persoonlijke en professionele groei.
Het model moedigt coaches aan om verder te kijken dan oppervlakkige gedragsveranderingen en de diepere patronen, overtuigingen en systemen te verkennen die het leren en veranderen beïnvloeden. Het benadrukt ook het belang van context, communicatie en systeemdenken in het coachingsproces.

Dilts
Het model van Robert Dilts, bekend als de “Logische Niveaus” of “Neurologische Niveaus”, is geïnspireerd door het werk van Gregory Bateson. Laten we de relatie tussen deze twee modellen onderzoeken en hun praktische toepasbaarheid vergelijken.
Vergelijking van de modellen:
1. Oorsprong en focus:
Bateson’s model:
– Ontstaan uit cybernetica en systeemtheorie
– Focus op leerprocessen en verandering
– Hiërarchisch, maar minder gestructureerd
Dilts’ model:
– Gebaseerd op Bateson’s werk, maar verder ontwikkeld binnen NLP
– Focus op persoonlijke ontwikkeling en verandering
– Meer gestructureerd en hiërarchisch (piramide)
2. Niveaus:
Bateson’s model:
– Leren 0: Geen verandering
– Leren I: Verandering binnen een vast kader
– Leren II: Verandering van het kader
– Leren III: Verandering van het systeem van kaders
Dilts’ model (van laag naar hoog):
– Omgeving
– Gedrag
– Vaardigheden
– Overtuigingen
– Waarden
– Identiteit
– Missie/Spiritualiteit
3. Conceptuele relatie:
Bateson’s Leren I komt ongeveer overeen met de lagere niveaus van Dilts’ model (omgeving, gedrag, vaardigheden). Het gaat hier om aanpassingen binnen een bestaand kader.
Bateson’s Leren II sluit aan bij de middelste niveaus van Dilts (overtuigingen, waarden). Hier vindt een verandering plaats in hoe men leert en zich aanpast.
Bateson’s Leren III heeft raakvlakken met de hoogste niveaus van Dilts (identiteit, missie). Dit betreft fundamentele veranderingen in iemands wereldbeeld of zelfconcept.
4. Praktische toepasbaarheid:
Bateson’s model:
- + Biedt een diep inzicht in de aard van leren en verandering
- + Benadrukt de rol van context en systemen
- + Geschikt voor theoretische analyses en complexe veranderingsprocessen
- – Kan abstract en moeilijk te begrijpen zijn voor cliënten
- – Minder direct toepasbaar in alledaagse coaching situaties
Dilts’ model:
- + Meer gestructureerd en visueel (piramide)
- + Gemakkelijker te begrijpen en uit te leggen aan cliënten
- + Biedt concrete interventieniveaus voor coaches
- + Sluit goed aan bij persoonlijke ontwikkelingsdoelen
- – Kan als te rigide of simplistisch worden gezien
- – Mist soms de diepgang van Bateson’s systeemperspectief
Welk model is in de praktijk succesvoller te gebruiken?
In de praktijk van coaching wordt het model van Dilts vaak als succesvoller ervaren om de volgende redenen:
- 1. Toegankelijkheid: De piramidestructuur en duidelijk gedefinieerde niveaus maken het model gemakkelijker te begrijpen en te onthouden voor zowel coaches als cliënten.
- 2. Praktische toepasbaarheid: Elk niveau in Dilts’ model biedt concrete aanknopingspunten voor interventies, wat het gemakkelijker maakt om gerichte veranderingsstrategieën te ontwikkelen.
- 3. Holistische benadering: Het model behandelt verschillende aspecten van persoonlijke ontwikkeling, van concrete gedragingen tot abstracte levensdoelen, wat een omvattende aanpak mogelijk maakt.
- 4. Flexibiliteit: Hoewel het model hiërarchisch is, kan een coach gemakkelijk schakelen tussen niveaus, afhankelijk van de behoeften van de cliënt.
- 5. Aansluiting bij coachingsdoelen: De niveaus in Dilts’ model sluiten goed aan bij veel voorkomende coachingsvraagstukken, zoals gedragsverandering, overtuigingen uitdagen, of zoeken naar levensdoelen.
Echter, het is belangrijk op te merken dat het succes van een model in de praktijk vaak afhangt van de specifieke context, de voorkeuren van de coach, en de behoeften van de cliënt. Sommige situaties kunnen baat hebben bij de diepere, systemische inzichten van Bateson’s model, terwijl andere meer gebaat zijn bij de gestructureerde aanpak van Dilts.
Integratie en beste praktijken:
Een effectieve benadering kan zijn om elementen van beide modellen te integreren:
1. Gebruik Dilts’ model als primair kader voor het structureren van coachingssessies en het identificeren van interventieniveaus. HIermee is al snel te bepalen of een interventie voor eenzaamheid kans van slagen heeft.
2. Incorporeer Bateson’s inzichten over systeemdenken, contextueel leren, en de complexiteit van verandering om een dieper begrip van veranderingsprocessen te ontwikkelen. Voor de liefhebber van achtergrond en diepgang!
3. Benut Dilts’ model voor het snel identificeren van blokkades en het ontwikkelen van gerichte interventiestrategieën.
4. Wees flexibel in de toepassing en pas het gebruikte model aan op basis van de specifieke situatie en de behoeften van de cliënt. Anders gezegd: pas op voor te veel rigiditeit.
Conclusie:
Hoewel Dilts’ model in de praktijk vaak als toegankelijker en directer toepasbaar wordt ervaren, biedt Bateson’s oorspronkelijke visie waardevolle inzichten die de toepassing van Dilts’ model kunnen verrijken. Een geïntegreerde benadering, waarbij de sterke punten van beide modellen worden benut, kan leiden tot een meer verfijnde en effectieve coachingspraktijk.
… En dat is nu precies wat is gedaan in de methodiek Creatief Leven. Op elk niveau van verandering wordt gestuurd, waarbij als begin-voorwaarde een ontvankelijk brein is gesteld. Aan die voorwaarde voldoen we door allerlei brein-activerende werkvormen uit te voeren.
Dici & Ryan
Steeds meer komt erkenning en aandacht voor drie psychologische basisbehoeften, zoals die door Dici en Ryan werden geformuleerd. Hier een uitleg:
Natuurlijke menselijke neigingen naar groei en ontwikkeling leiden tot onze aangeboren drang om boeiende activiteiten te ondernemen en verbinding te zoeken met de wereld om ons heen. Volgens de zelfdeterminatietheorie zijn er drie universele psychologische basisbehoeften die hieraan ten grondslag liggen: de natuurlijke behoefte aan verbondenheid, competentie en autonomie. Deze worden ook wel de vitamines voor groei genoemd.
Net zoals fysieke behoeften zoals eten en slapen essentieel zijn voor ons overleven, zijn deze psychologische basisbehoeften cruciaal voor ons persoonlijk en sociaal functioneren.
Verbondenheid:
Verbondenheid draait om het ervaren van een ‘wij-gevoel’, erbij horen, welkom zijn, deelnemen en het opbouwen van warme, vertrouwensvolle relaties in een positief en veilig klimaat. Het omvat zorgen voor anderen en zelf geliefd worden, nauw verbonden met het begrip hechting. Het versterken van het gevoel van verbondenheid houdt in dat je beschikbaar bent en zorgzaam, respectvol en waarderend omgaat met kinderen, jongeren en volwassenen.
Competentie:
Competentie draait om vertrouwen in eigen kunnen, het gevoel bekwaam te zijn om uitdagingen aan te gaan, doelen te bereiken en taken succesvol af te ronden. Het gaat om het gevoel van vooruitgang en verbetering in wat je doet, en het ontvangen van waardering van anderen. Het ondersteunen van het gevoel van competentie omvat het uitstralen van vertrouwen, helderheid bieden, afstemmen op het ontwikkelingsniveau en het aanbieden van gepaste hulp, structuur en uitdagingen. Het draait om het vinden van een evenwicht tussen overbelasting en onderschatting. De veronderstelling dat mensen ‘alles in zich hebben’ en dat je alleen maar hoeft te prikkelen om dat eruit te krijgen is een misvatting. Soms moeten mensen iets leren. Bij eenzaamheid is dat duidelijk: vaak ontbreekt de competentie om vriendschappen aan te gaan en te onderhouden.
Autonomie:
Autonomie gaat over een gevoel van psychologische vrijheid, jezelf kunnen zijn, keuzes mogen maken en ruimte krijgen voor initiatief. Het gaat erom gehoord te worden, het gevoel te hebben dat je mening ertoe doet en dat je een zekere mate van invloed en controle kunt uitoefenen. Autonomie mag niet worden verward met onafhankelijkheid. Het betekent zelf beslissingen mogen nemen, zelf mogen kiezen en zelf verantwoordelijkheid mogen dragen voor hun initiatieven en activiteiten. Hoe meer je mensen dingen uit handen neemt, des te minder autonoom zij zijn. Goed voorbeeld van hoe dat mis kan gaan is de uitvaartbranche. Het blijkt dat mensen die alles uit handen geven bij een begrafenis minder goed het verdriet verwerken dan degenen die zelf actief zijn. Zelf iets kunnen bijdragen is belangrijk. Zo gezien is het slim om allerlei activiteiten vanuit het welzijnswerk onder de loep te nemen. De vraag of het bijdraagt aan autonomie of niet zou altijd een rol moeten spelen.
Presentatie introductie eenzaamheid
Op verzoek is hier de powerpoint presentatie in PDF. De kwaliteit van deze foto’s is goed voor online gebruik.

Opdracht
We zijn weer met een grote groep, dat betekent dat we in korte tijd veel kunnen bereiken. Een mini scrum opdracht voor twee groepen. Wat is scrum ook alweer? Er is een scrumleader, die verdeelt het werk. Teams of enkele leden gaan aan de slag en rapporteren na enige tijd terug aan de groep. Dan volgt op basis daarvan een vervolg. Tot het doel is bereikt. Jullie doel is: een overzicht presenteren van je bevindingen aan de hele groep.
SCRUM!
1. Zoek op hoeveel geld er in Nederland is besteed aan de bestrijding van eenzaamheid in 2024. Neem daarbij zowel de Rijksoverheid, Provincies en Gemeenten op. Kijk ook naar uitgaven in de algemene en bijzondere gezondheidszorg, evenals naar de bestedingen van bedrijven. Maak er een overzicht van en presenteer dit.
2. Zoek op welke organisatie(s) het effect meten van die uitgaven. Presenteer dit ook. Vermeld uiteraard ook je bronnen.
N.B. Let op dat je de uitgaven niet dubbel telt! Wat de Rijksoverheid uitgeeft is natuurlijk deels wat anderen weer in naam van eenzaamheidsbestrijding uitgeven.
Vervolg
In beide opleidingsdagen zijn mensen geraakt door dit onderwerp. We hebben daarom een groep smanegesteld waarmee we op zoek gaan naar antwoord op de vraag: hoeveel geld wordt er in ons land jaarlijks uitgegeven aan eenzaamheid en wie geeft dat uit?
Wil je daaraan bijdragen, laat het even weten!
Jeannette
Creatief leven nieuws
Geschiedenis
In 2021 spraken Julie Koch en Marijke Coert, die zich al jaren inzetten voor het uitvoeren van Creatief Leven in Heemstede mij aan: is het een idee om een eenvoudiger cursus te maken voor mensen die minder taalvaardig zijn? Ook in IJsselstein was dar al eerder om gevraagd, maar tot nu toe redden zij zich met taalmaatjes. Een gebrek aan tijd en het voorzien van een berg werk maakte dat dat wat mij betreft even op de berg ‘nog te doen’ terecht kwam, maar in overleg gingen Julie een Marijke er mee aan de slag.
Samen maakten we een sterk verkorte tekstversie, en Marijke maakt in Canva een serie plaatjes, zodat hun boek er mooi uit ging zien. Met die versie gingen ze testen en dat beviel goed. Dat was voor mij aanleiding om nog een keer rigoureus door de tekst te gaan, waardoor er nog meer sneuvelde. Was er toen maat Chatgpt geweest! Om het geheel een professionele uitstraling te geven gaf ik De Lange Tafel opdracht tot het maken van een omslag ontwerp en tekeningen voor de inhoud. Het is prachtig geworden! Conform de kennis uit onderwijstheorie werd het niet een veelheid van plaatjes, maar een aantal herkenbare symbool-achtige figuurtjes. Je ziet er hier een paar:


Vervolg
In 2022 werden we gevraagd om op een MBO school in Zwolle de cursus te geven, maar dan wel met eenvoudige tekst… Dat was de aanleiding voor Babette Pas en Annet Gijsman om met de voorlopige versie van Creatief Leven Compact aan de slag te gaan. Na afloop kwamen ze met een waslijst aan verbeteringen, die ik de afgelopen tijd bijna allemaal heb doorgevoerd. Het boek ligt in de voorlopige versie klaar. Voorlopig, want de vormgeving was nog heel simpel.
Nu, in oktober 2024 wordt het werkboek gebruikt in reguliere cursussen. Het is een boek dat heel erg geschikt is voor mensen met minder taalvaardigheid. Daaronder verstaan we ook onder meer leerlingen van MBO scholen. Het is aan jou als eenzaamheidspecialist te bepalen waar je mee wilt werken. En dat hangt weer helemaal af van jouw doelgroep.
In elk geval zal het boek niet in de winkel te koop zijn, maar uitsluitend voor gebruik bij de cursus.
Uitwisseling gevraagd!
Heb je gewerkt met compact, laat het weten en vertel erover.
Allereerst, super bedankt voor je inzet en enthousiasme voor Creatief Leven! We willen graag met je delen waarom het zo belangrijk is om onze methodiek consistent aan te bieden, precies zoals je ‘m in de opleiding hebt geleerd.
Natuurlijk is het begrijpelijk dat je misschien ideeën hebt om dingen aan te passen of uit te breiden. Toch wil ik je vragen om geen wijzigingen aan te brengen in het materiaal, het aanbod of de manier waarop je reclame maakt, zonder eerst even met ons bij Faktor5 te overleggen. Hier is waarom:
- Het werkt écht:
We hebben Creatief Leven zorgvuldig ontwikkeld zodat het precies de juiste elementen bevat om eenzaamheid aan te pakken. Door dingen te veranderen, ook al bedoel je het goed, zou je onbedoeld de effectiviteit kunnen verminderen. - Kwaliteit staat voorop:
Door het programma overal hetzelfde aan te bieden, houden we de kwaliteit hoog. En dat is cruciaal voor onze erkenning als effectieve interventie. - Vergelijken maar:
Voor onderzoek en verdere ontwikkeling is het super belangrijk dat we de resultaten van verschillende aanbieders kunnen vergelijken. Als iedereen het net even anders doet, wordt dat lastig. - Ons merk beschermen:
Creatief Leven is een geregistreerd merk met een eigen beeldmerk. Door consistent ons materiaal te gebruiken, maak je het programma herkenbaar en betrouwbaar. - Bekend maakt bemind:
Door het officiële materiaal en de vastgestelde methoden te gebruiken, lift je mee op de bekendheid en goede naam die Creatief Leven al heeft opgebouwd. - Juridisch gedoe voorkomen:
Als geregistreerd merk zijn er wat juridische haken en ogen aan het zomaar veranderen van het programma of promotiemateriaal. Laten we dat voorkomen! - Samen staan we sterk:
Door allemaal hetzelfde programma aan te bieden, kunnen we je gericht ondersteunen en het programma als geheel blijven verbeteren.
Heb je ideeën voor verbeteringen? Deel ze vooral met ons! We staan altijd open voor feedback en suggesties. Samen kunnen we kijken hoe we het programma nóg beter kunnen maken zonder de kern aan te tasten.
Zit je ergens mee of wil je iets bespreken? Schroom niet om contact op te nemen. We zijn er om je te supporten en samen te zorgen dat we eenzaamheid effectief aanpakken.
Bedankt voor je begrip en je toewijding aan Creatief Leven. Samen maken we echt een verschil!
Hartelijke groet,
Josja en Jeannette
P.S. Blijf vooral je creativiteit en enthousiasme inzetten binnen het programma – dat is onbetaalbaar!
De manier waarop jij met je cursisten omgaat is een heel persoonlijk aspect van de cursus. Een belangrijk aspect, waar we je alle ruimte voor willen geven. Vooral creatieve werkvormen die uit jouw koker komen, zijn goud waard. Ze moeten wel aan bepaalde voorwaarden voldoen, anders kan het effect averechts zijn en dat wil niemand!
Daarom nog even om je te helpen herinneren, de punten waar je aan moet denken bij het gebruiken van een werkvorm:
- Wat doet het met het brein?
- Voorbeeld: ‘ maak een gedicht’ is heel vrij, maar kan voor veel mensen verlammend zijn.
Dan is een opdracht met vijf woorden een ander uiterste. - Is dit het juiste moment in de cursus om juist deze werkvorm aan te bieden en waarom?
- Geeft het energie of maakt het ontspannen? Past het dan op dit moment in het programma of moet het ergens anders…
- Welk materiaal past bij de deelnemers?
- Welk zintuig is betrokken en doe ik wel genoeg afwisseling?
- Wat is er bekend qua onderzoek? Werkt het?
- Stuur ik mensen in een richting of geeft ik ze juist vrijheid?
- Is het wel uitvoerbaar? Is het materiaal te gebruiken door mijn deelnemers?
- Levert het geen gevaar op? (Denk aan aansprakelijkheid!)
- Wat kost het?
Kortom, denk na over wat je doet, beslis op argumenten en deel je kennis!
Tica Peeman, eigenaar van Vistrainingen, is erg actief in het onderzoeken van veelgebruikte coachingtechnieken. Net als ik vindt zij het belangrijk dat we doen wat wetenschappelijk onderbouwd is. Van haar hand is dit artikel over feedback dat verscheen op Linkedin, en dat ik hier vrijwel integraal plaats.
Tica Peeman over feedback – Linkedin publicatie van 22-10-2020
Inleiding
Het zoekwoord ‘feedback’ levert op de opleidingssite Springest meer dan 1.800 hits op. Trainingen feedback worden veelvuldig gegeven, dat is duidelijk. De vragen waar we ons in de groep onderbouwd trainen mee bezighouden, zijn: hoe wordt het model of de theorie gebruikt en uitgelegd? Wat zegt de wetenschap over dit onderwerp? En hoe kunnen we het gevonden bewijs didactisch goed inzetten? We willen dus niet alleen kijken of het model of de theorie wordt onderbouwd door de wetenschap, maar ook een doorvertaling maken van eventuele nieuwe inzichten. In dit stuk staat het onderwerp feedback centraal. Daarmee bedoelen we het terugkoppelen van informatie om verbetering van prestaties bij de ander te bewerkstelligen.
Wat zien we in de praktijk?
Trainingen feedback worden veel gegeven en gevraagd. De meeste opdrachtgevers willen dat er in hun organisatie een aanspreekcultuur ontstaat om zo van elkaar te kunnen leren en beter samen te werken. Tegenover een aanspreekcultuur wordt vaak een klaagcultuur gezet. De trainingen zijn er over het algemeen op gericht om deelnemers te leren hoe ze feedback geven en hoe ze dit goed kunnen ontvangen. Daarbij wordt vaak gebruik gemaakt van zogenaamde feedbackregels in de vorm van ik, ik, jij (ik-boodschap van Gordon). Soms van de DESC-methode : Describe, Express, Suggest, Contract en soms van de 4G methode uit het NLP: Gedrag, Gevolg, Gevoel, Gewenst of de GIGA-methode: Gedrag, Intentie, Gevolg, Alternatief. Sporadisch wordt nog gebruik gemaakt van de sandwichmethode: eerst iets aardigs, dan kritiek en dan weer iets aardigs. Deze laatstgenoemde lijkt zijn langste tijd wel te hebben gehad.
Bij het geven van feedback geven wordt de nadruk gelegd op het scheiden van het relatief objectief observeren van het gedrag (‘ik zie dat je je armen over elkaar hebt’) en het effect wat dat gedrag op de gever heeft (‘dat komt op mij gesloten over en dan heb ik het idee dat je niet openstaat voor me’). Hierbij wordt vaak benadrukt dat het om een ik-boodschap gaat. Daarna wordt vaak de regel geleerd om te vragen hoe het overkomt bij de ander en wordt afgesloten met een afspraak of een tip.
Bij het ontvangen van feedback wordt deelnemers geleerd om te ontvangen zonder meteen in de verdediging te gaan en het niet persoonlijk te nemen (‘het is maar gedrag’). Verder leren deelnemers vaak om door te vragen op de feedback en te bedanken voor de feedback.
Wat zegt de wetenschap over feedback?
Veel, gelukkig. Er zijn allerlei artikelen te vinden over het onderwerp. Met name in de hoek van het onderwijs zijn er veel artikelen te vinden over het effect van feedback. Een van de interessantste is een meta-analyse over feedback door Kluger en DeNisi: Feedback Interventions: Toward the understanding of a Double-Edged Sword (1998). Zij omschrijven feedback als: ‘informatie over de uitvoering (performance) van taken’. Zij schrijven dat alhoewel feedback een van de meest gebruikte psychologische interventies is, er weinig bekend is over hoe het werkt. Zij beginnen met een historisch overzicht gebaseerd op ‘The Law of Effect’ van Thorndike dat ervan uitgaat dat zowel positieve feedback als negatieve feedback tot een verbetering van functioneren leidt. In hun analyse zetten ze grote vraagtekens bij die wet. In hun overzichtsartikel behandelen ze een aantal theorieën en invalshoeken. In een meta-analyse over feedback bevonden ze ten eerste dat het gebruik van feedback meestal leidt tot een (kleine) verbetering van de werkprestaties, maar in 38% juist niet. Die getallen worden ook in andere onderzoeken gevonden (o.a. Hattie & Timperley, 2007; Shute, 2008). In hun zoektocht naar een verklaring hiervoor komen ze uit op een belangrijke conclusie: feedback interventies moeten worden gedaan in combinatie met een doelstellende interventie. De reden is simpel: als je dat niet doet en feedback ‘zomaar’ gegeven wordt dan is het risico groot dat de ontvanger de feedback als iets persoonlijks ontvangt. En dan is de kans groot dat het leereffect eerder negatief dan positief is. Als er wel een doel wordt gesteld, dan wordt de feedback ontvangen als een middel om tot verbetering van de taak te komen en wordt de aandacht minder snel verlegd naar de persoon. Anderen komen ook tot die conclusie. Locke & Latham (2002) zeggen het mooi:
‘Feedback in the absence of goal setting has little or no effect on behavior.’
Conclusies Kluger en DeNisi en hun model
Kluger en DeNisi (1998) ontwikkelen op basis van hun onderzoek een eigen theorie (Feedback Intervention Theory) waarin ze tot de volgende gefundeerde uitgangspunten komen:
Feedback interventies:
· Moeten gericht zijn op een taak of de uitoefening van een taak (dus niet gericht op de persoon of een deel van het zelfconcept);
· Moeten zo gegeven worden dat het niet bedreigend is voor het ego;
· Bevatten informatie hoe de ontvanger zijn functioneren kan verbeteren;
· Moeten ook een plan bevatten om doelen te stellen;
· Geven maximale informatie over hoe je je prestaties kunt verbeteren en minimale informatie over hoe anderen het doen.
DeNisi en Kluger scherpen dit verder aan in een artikel uit 2000 door te stellen dat er alleen een positieve gedragsverandering door feedback plaatsvindt als:
· Het wordt gegeven op het gedrag en niet op de persoon;
· Het selectief is zodat de ontvanger niet wordt overvoerd;
· Het focust op het gewenste gedrag en hoe je dat moet doen;
· Het de basis vormt voor het zetten van specifieke hoge doelen.
360°C feedback
Overigens doen Kluger en DeNisi in datzelfde artikel uit het jaar 2000 nog interessante uitspraken over het gebruik van 360°C feedback. Kort gezegd waarschuwen ze dat het alleen moet worden gebruikt voor ontwikkelingsdoeleinden en niet voor besluitvorming, dat het geen persoonlijke vragen moeten bevatten en dat het niet werkt als het eenmalig wordt gedaan. Tevens hoort hier ook bij dat er heldere doelen moeten worden gesteld op taakniveau en dat er niet te veel informatie moet worden gedeeld over hoe anderen het hebben gedaan.
Feedback en emotie
Lia Voerman heeft een prachtig proefschrift geschreven (‘Teacher Feedback in the Classroom, 2014) waarin ze in haar theoretische kader veel onderzoek over feedback onder elkaar zet. Vrij snel haalt ze onderzoek aan dat zegt dat feedback doelgeoriënteerd en specifiek moet zijn (Alder, 2007; Black & Wiliam, 1998; Duijnhouwer, 2010; Hattie & Timperley, 2007; Kluger & DeNisi, 1996; Sadler, 1989; Shute, 2008). Tevens geeft ze aan dat feedback niet alleen een effect op leren heeft, maar ook op emoties. Daarom besteedt ze daar uitgebreider aandacht aan (zie volgende paragraaf). Wat ze ook uit onderzoek naar voren haalt is de conclusie dat ‘praise’ en feedback op de persoon negatieve consequenties heeft voor het leren (Hattie and Timperley (2007), Kluger and DeNisi (1969), and Shute (2008)).
Voerman haalt onderzoek aan dat ingaat op de relatie feedback en emotie en concludeert op basis van een aantal onderzoeken (o.a. Fredrickson en Losada & Heaphy) dat positieve feedback leidt tot grotere emotionele ruimte wat weer leidt tot leermogelijkheden en negatieve feedback doet het tegenovergestelde; het leidt tot het sluiten van die ruimte. Positieve feedback wordt hier overigens omschreven als feedback die hulp, aanmoediging of waardering laat zien terwijl negatieve feedback laat afkeuring zien. Ze concludeert op basis van onderzoek dat het niet zo eenvoudig is om te zeggen dat feedback alleen maar specifiek en doelgeoriënteerd moet worden gegeven, maar dat de gever ook rekening moet houden met emoties, die lastig te voorspellen zijn. Die emoties hebben te maken met de intentie van de gever, de context waarin de feedback wordt gegeven en de relatie tussen gever en ontvanger.
Vier niveaus van feedback
Vervolgens gaat Voerman in op de relatie tussen ‘praise’ (aanmoediging) en feedback op de persoon. Ze haalt Hattie en Temperly aan die in 2007 met een meta-analyse naar buiten kwamen van 180.000 studies. Hun meta-analyse onderstreept het grote belang van de doelgerichtheid van en het specifieke karakter van feedback. Ze onderscheiden vier niveaus van feedback:
1. Feedback op de taak (feedback op of een taak goed wordt uitgevoerd)
2. Feedback over de uitvoering van de taak (feedback op hoe de taak wordt uitgevoerd)
3. Feedback op zelfregulatie (feedback hoe iemand zijn werk regelt en bijstuurt)
4. Feedback op de persoon (feedback op de persoon zelf)
De eerste drie niveaus van feedback bevorderen leren, de vierde vermindert leren, waarbij de eerste twee niveaus het krachtigst zijn. ‘Praise’, te vertalen als aanmoediging, zoals: ‘goed gedaan!’ is ineffectief om dezelfde reden als feedback op de persoon ineffectief is: het leidt af van de taak. En dat is met name interessant omdat aanmoediging de meest voorkomende feedback interventie is (Hattie en Timperly, 2007). Het is wel positief, maar niet specifiek. Het kan leiden tot een positieve emotie bij de ontvanger, maar niet tot een verbetering van het leereffect omdat de ontvanger niet weet wat hij goed heeft gedaan.
Wanneer werkt feedback zeker niet?
Edward Deci geeft in zijn onderzoek aan in welke specifieke situaties feedback contraproductief (dus niet-lerend) werkt:
1. Als de ontvangers van feedback te veel worden gecontroleerd en gemonitord;
2. Als de ontvangers het gevoel hebben dat de feedback wordt gebruikt als een middel om hen te controleren;
3. Als de feedback in een groep wordt gegeven waardoor de ontvanger het gevoel krijgt dat het een competitie is.
Feedback op de persoon: inzichten vanuit de positieve psychologie
Voerman gaat dieper in op de conclusie uit onderzoek dat feedback op de persoon negatieve consequenties heeft. Ze haalt onderzoek uit de positieve psychologie erbij en vindt flink wat bewijs dat het promoten van sterke karaktereigenschappen juist zorgt voor groei, gezondheid, succes op school en het leren omgaan met tegenslag (Scales, Benson, Leffert, and Blyth, 2000). Feedback met de focus op sterke karaktereigenschappen leidt er ook toe dat mensen zich er bewuster van worden en het onthouden (Ruit and Korthagen, 2013). En tenslotte haalt ze onderzoek aan dat aangeeft dat opleiding ervoor kan zorgen dat sterke karaktereigenschappen gecultiveerd worden (Park & Peterson, 2009). Dus onderwijzers kunnen studenten helpen om zelfvertrouwen op te bouwen door hun positieve karaktereigenschappen te benadrukken en te benoemen. Feedback op de persoon kan dus wel positieve effecten hebben en zeker op de lange termijn, maar dan moet de feedback specifiek en positief zijn en gericht op de karaktereigenschappen van de ontvanger met als doel om een positief beeld van zijn of haar leervermogen te krijgen.
Feedback en fixed en growth mindset
Een uitstapje naar Carol Dweck is hier op zijn plaats. Bekend van haar noties over growth en fixed mindset. Zij deed onderzoek naar ‘praise’. Ze liet kinderen testen doen die ze allemaal relatief goed konden maken. Daarna kreeg de ene groep een aanmoediging op een persoonlijke eigenschap en de andere groep op de inspanning die ze geleverd hadden. Vervolgens werd gevraagd aan de kinderen of ze een test wilden doen die vergelijkbaar was met de eerste test of een test die moeilijker was. Van de kinderen die een compliment hadden gekregen voor hun inspanning koos meer dan 90% voor de moeilijke test en van de groep kinderen die een compliment op een eigenschap had gekregen, koos meer dan de helft voor de makkelijke test. Op basis van onder andere dit onderzoek komt Dweck op de tweedeling growth en fixed mindset. Het idee is dat sommige mensen denken dat karaktereigenschappen te ontwikkelen zijn (growth mindset) en sommige dat het een gegeven is (fixed mindset). Ondertussen is er veel kritiek op dit model gekomen en ook Dweck zelf zegt: ‘it is a journey, not a proclamation.’ Hiermee bedoelt ze dat je niet wordt geboren met een growth mindset, maar dat je het kunt ontwikkelen. Waarom het voor deze paper interessant is, is dat het onderbouwing geeft voor de eerdere conclusies dat feedback op een persoonlijke eigenschap tot stagnatie leidt en feedback op het proces tot allerlei positieve leereffecten leidt.
Progressiegerichte en discrepantiegerichte feedback
Voerman maakt nog een onderscheid tussen progress feedback (voortgangsfeedback) en discrepancy feedback (feedback op wat nog mist om tot het doel te komen). Progress feedback is feedback over iemands voortgang in het leerproces en geeft informatie waar de ontvanger nu staat in dat proces. Daarmee geeft de feedbackgever dus complimenten ofwel kritische kanttekeningen over de vooruitgang. Discrepancy feedback is feedback over waar iemand staat in relatie tot het doel en dus wat er nog mist of nog moet worden gedaan om te komen tot het doel. Beide zijn belangrijk voor het leren, hoewel progress feedback nog weinig wordt meegenomen in bijvoorbeeld literatuur voor leraren en in vergelijking met discrepancy feedback veel minder wordt gegeven.
Verschil/verhouding positieve en negatieve feedback
Dan het verschil tussen positieve en negatieve feedback. Beide hebben overwegend een positief effect op prestaties als het specifiek en doelgericht is en zich op de eerste twee feedbackniveaus afspeelt. Toch heeft negatieve feedback meer kans dan positieve feedback om ook op taakniveau tot negatieve consequenties te leiden omdat het toch iets doet met het zelfvertrouwen en eerder persoonlijk wordt gemaakt dan positieve feedback. Om te blijven leren en ontwikkelen moet een ontvanger daarom meer positieve dan negatieve feedback krijgen. De verhouding ligt tussen 3:1 en mag niet groter zijn dan 11:1 (Losada and Heaphy, 2004).
Voerman’s eigen onderzoek
Voerman deed onderzoek in scholen om te observeren wat voor feedback leraren geven aan hun leerlingen. Ze ondervond in haar eigen onderzoek dat 85% van de leraren niet-specifieke positieve feedback gaf, 36% gaf specifieke positieve feedback, 49% gaf niet-specifieke negatieve feedback en 60% gaf specifieke negatieve feedback. Vervolgens kregen de leraren training, coaching en uitgebreide supervisie met behulp van video-opnames en dit leidde ertoe dat de ratio positieve/negatieve feedback significant toenam, dat positieve feedback significant toenam en veel specifieker feedback werd gegeven.
In al deze onderzoeken gaat het vaak om feedback geven aan leerlingen. In deze relatie is er sprake van hiërarchie en zijn er vaak duidelijke leerdoelen (een leerling moet leren sommen maken, enz.) Waar we mee blijven zitten is of dezelfde principes gelden als je een collega feedback wilt geven omdat je je bijvoorbeeld al weken dood zit te ergeren aan het feit dat hij standaard te laat komt. Als je daarop zoekt, krijg je tips van voornamelijk trainingsbureaus om te werken via bepaalde modellen zoals de 4G, tips en tops, enz. Wetenschappelijk onderzoek over ‘feedback on peers’ is ook weer overwegend uitgevoerd op studenten.
Vragen om feedback (feedback-seeking)
Steeds vaker horen we dat het belangrijk is om te vragen naar feedback. Dat dit beter werkt. Er is een meta-onderzoek gedaan naar feedback-seeking: Reflections on the Looking Glass: A Review of Research on Feedback-Seeking Behavior in Organizations, Ashford, Blatt en VandeWalle (2003). Ze onderscheiden drie motieven om feedback op te zoeken:
· Instrumenteel: om een doel te kunnen bereiken of goed te kunnen presteren;
· Ego-gecentreerd: om het ego te beschermen of in stand te houden;
· Imago-gecentreerd: om het beeld dat anderen van je hebben in stand te houden of te beschermen.
Instrumentele feedback wordt het meest opgezocht. Zeker als de feedback heel precies is en de situatie onzeker. Als de feedbackzoeker meer ‘leergericht’ is in plaats van ‘competentiegericht’ (je zou dat kunnen vertalen met growth mindset versus fixed mindset), dan zoekt hij of zij feedback nog meer op.
Andere interessante noties over het vragen om feedback komen o.a. van Ashford. Ashford (1986) vond dat hoe langer mensen in een vaste baan zaten, hoe minder ze om feedback vroegen. Verder vond ze dat vragen om negatieve feedback het imago van de feedbackvrager kan verbeteren, behalve als hij of zij slecht presteert. Vragen om positieve feedback kan het imago van de feedbackvrager beschadigen, in het bijzonder als het om een leidinggevende gaat die het aan zijn medewerkers vraagt.
Andere onderzoekers kwamen erachter dat organisaties en hun leiders over het algemeen niet erg tolerant tegenover feedback staan en het er vaak mee oneens zijn. (Nemeth, 1997; Sprague & Rudd, 1988). Ze zoeken het niet op en houden er vaak niet van als het aan hen wordt gegeven. Morrison and Miliken (2000) geven aan dat deze tendens reëel kosten oplevert doordat de leiders hierdoor minder vaardig zijn in het opsporen en corrigeren van fouten.
Neurowetenschappelijke inzichten en feedback
West en Thorson hebben interessant onderzoek gedaan naar het geven en ontvangen van feedback en wat er gebeurt in de hersenen. Ze beginnen met aan te geven dat 87% van de werknemers zich graag wil ontwikkelen, maar dat slechts een derde feedback zegt te krijgen. Ze hebben onderzocht wat er gebeurt als mensen onverwacht feedback krijgen of moeten geven. Ze zagen dat de hartslag van feedbackontvangers versnelde en wel in die mate dat de persoon gemiddeld tot extreme spanning ervoer. Interessant is dat ze ontdekten dat mensen die ongevraagd feedback gaven als positiever werden bestempeld door ontvangers dan mensen aan wie was gevraagd om feedback te geven. Nog interessanter is echter dat bleek dat de mensen die het ongevraagd gaven een enorme verhoging van hun hartslag lieten zien en dus eveneens veel spanning ervoeren. Ze kwamen tot de volgende uitspraak:
‘If you want to put people on edge, tell them they will receive some feedback. Or, just as bad, tell them they’ll be giving feedback.’
Neurowetenschappers hebben al langer aangetoond dat als je mensen onderwerpt aan sociale gevaren, zoals een vervelende blik of gebaar, de hersenen hetzelfde beeld laten zien als iemand die fysiek gevaar loopt. Ons lichaam reageert hetzelfde: ons gezicht verkleurt, onze hartslag gaat omhoog en ons (slimme, mentale) brein doet het niet meer. Feedbackgesprekken, zo stellen de auteurs, activeren deze ‘social threat respons.’ Wat daarbij gebeurt is dat mensen ‘weg’ willen van de feedback en geneigd zijn om kritiek als onwaar te bestempelen. Dit werd al veel eerder geconcludeerd door Brett and Atwater (2001) die ondervonden dat negatieve feedback die slechter was dan verwacht door de ontvangers werd bestempeld als niet accuraat en niet helpend. West gaat ervan uit dat we veel meer toe moeten naar een vraagmodel van feedback. En als we om feedback vragen dan moet dit breed (aan zoveel mogelijk relevante mensen), expliciet en vaak zijn. Vragen om feedback, ze stelt West, is de manier om minimale gevaarrespons te krijgen omdat het zowel aan de gever als de ontvanger meer psychologische veiligheid geeft dan ‘geef’ gestuurde feedback. Deze veiligheid is cruciaal omdat ons brein dan in een veel betere staat is om complexe cognitieve functies uit te voeren.
Lees hier meer over de effecten van feedback.
Voorlopige conclusies
Er is overweldigend bewijs dat feedback (zowel positief als negatief) doelgericht en specifiek moet zijn om positieve effecten op leren te hebben. Er is bovendien overweldigend bewijs dat feedback (zowel positief als negatief) op de persoon veelal negatieve effecten heeft op de prestaties behalve als het gaat om het positief bevestigen van de karaktereigenschappen van een persoon. Ook dan moet het specifiek zijn.
Wij concluderen dat feedback niet kan worden gegeven voordat eerst duidelijk is welk doel de ontvanger ermee heeft. Feedback ‘ins Blaue hinein’ slaat nergens op (‘mag ik je even wat feedback geven?), zo durven we te stellen.
Vervolgens moet de feedback specifiek zijn en dat wil zeggen dat het hele precieze informatie geeft wat de ontvanger al heeft gedaan of nog moet doen om bij zijn doel uit te komen. Je kunt dus zeggen: ‘je mist het invullen van deze kolom om bij je doel te komen,’ (discrepantiegerichte feedback) maar er mag geen feedback in zitten op de persoon. Omdat het specifiek moet zijn, is het handig dat je het tijdig geeft, omdat het anders ondoenlijk is om terug te halen wat het gedrag precies was. De eis van tijdigheid werd ook aangetoond in onderzoek van Stajkovic & Luthans uit 2001 (zij duiden het aan met de term: ‘immediate’; te vertalen met onmiddellijke feedback).
Interessant is dat er nauwelijks wetenschappelijke artikelen te vinden zijn over hoe de feedback dan precies gegeven moet worden. In de praktijk zien we allerlei methoden die vaak afgeleid zijn van andere theorieën zoals het gebruik van de ik-boodschap uit de opvoedkundige theorie van Thomas Gordon komt en de DESC methode die onderdeel is van de TeamStepps methode. De methodes die veelgebruikt worden (DESC, 4G, GIGA en ik-boodschap) komen wel tegemoet aan de eis van specificiteit, maar niet aan de eis van doelgerichtheid. Ze kunnen aantrekkelijk zijn omdat de manier van feedback geven via bijvoorbeeld de ik-boodschap ertoe kan leiden dat de ontvanger het minder persoonlijk zal ontvangen (niet bedreigend voor het ego). Bewijs dat dit ook zo werkt, hebben we (nog) niet gevonden.
Opvallend is, is dat in die methodes relatief veel aandacht wordt besteed aan wat het effect op de gever (bijv. Express in DESC en Gevolg in 4G) is van de feedback. In alle onderzoeken die we hebben gelezen wordt geen enkel argument genoemd waarom dat belangrijk is. Veel onderzoeken komen uit de onderwijshoek en wellicht dat het daar minder relevant wordt geacht wat het effect op de leraar is. Als het gaat om het doel ‘samenwerking binnen een organisatie,’ dan kan het relevant zijn om informatie te geven over het effect van het gedrag van de ontvanger op de ‘samenwerkingspartner,’ om als doel een betere samenwerking te krijgen. Standaard het effect van de ontvanger op de gever benoemen, lijkt echter onnodig en kan zelfs contraproductief zijn omdat het ertoe kan leiden dat de ontvanger het toch te persoonlijk neemt (bijv. door aan te geven: ‘hierdoor voel ik me niet serieus genomen’). Het effect benoemen moet dus ook specifiek, doelgericht en het liefst op de taak of de uitvoering ervan zijn (‘hierdoor kan ik niet beginnen en lopen we achter.’). Het is alleen handig als het relevante informatie geeft om tot een bepaald doel te komen. Omdat daarnaast in al deze methodes geen aandacht besteed wordt aan de eis van doelgerichtheid, suggereren we dat feedback anders moet worden aangeleerd en dat deze methodes in ieder geval worden aangevuld met een onderdeel over welke doelen de ontvanger heeft.
Samengevat is overduidelijk dat feedback:
· doelgericht en specifiek moet zijn;
· gegeven moet worden op de taak, de uitvoering ervan en/of op zelfregulatie
· (veel) vaker positief dan negatief moet zijn,
Om tot daadwerkelijke prestatieverbeteringen te leiden .
Op basis van neurowetenschappelijke onderzoek komen we tot een intrigerende volgende conclusie: hoe we het ook wenden of keren, de term ‘feedback’ – of we het nu geven of krijgen – leidt in de meeste gevallen tot een onmiddellijke ‘social threat respons’ in ons brein. De term is vervuild. En ook al vervangen we het door termen als feed-forward, dan nog is de kans groot dat ons brein in de stress schiet. We zijn toe aan een andere term, denken we. Een term die een positievere associatie heeft en ons geen stress laat ervaren. Tevens laat neurowetenschappelijk onderzoek zien dat het vragen om feedback ervoor zorgt dat zowel de ontvanger als de gever in een betere psychologische staat komen om er constructief iets mee te doen en het niet te zien als een ‘sociaal gevaar’.
Didactische vertaling van onze conclusies
Laten we beginnen met wat wij onze belangrijkste conclusie vinden: het woord feedback is vervuild en onbruikbaar geworden. Daar hebben we allemaal aan bijgedragen. Schuld en schaamte hebben geen zin en dus is het tijd voor een andere term. We introduceren de term leerpunten en leerversneller omdat dit meteen duidt op het doel (leren) en geen enkele persoonlijke associatie oproept. Bam!
Wat we te leren hebben in organisaties is om een leercultuur te creëren door gesprekken te voeren waarbij we van elkaar weten welke werkdoelen we hebben, waarover we vervolgens met elkaar in gesprek gaan. We moeten leren om leerpunten en -versnellers te geven die specifiek zijn, in relatie staan tot die doelen en waar de leergierige zelf om vraagt. Daarbij is het belangrijk dat we (veel) meer positieve dan negatieve leerpunten benoemen en leerversnellers geven om ervoor te zorgen dat de overall leereffecten positief zijn. Leerpunten en -versnellers op de persoon (positief en negatief) leveren negatieve leereffecten op (behalve specifieke informatie gericht op het bewust worden en bevestigen van sterke karaktereigenschappen) en leerpunten die ‘zomaar’ worden gegeven ook.
Een mogelijke opzet hoe we dit proces kunnen indelen wordt gegeven door Hattie en Timperley (2007), die aangeven dat effectieve feedback antwoord geeft op drie vragen:
· Feed-up: waar ga ik naartoe? (doel)
· Feed-back: hoe heb ik het gedaan? (mits specifiek, progressiegerichte feedback)
· Feed-forward: wat is de volgende stap? (mits specifiek, discrepantiegerichte feedback)
Met de nieuwe term in ons achterhoofd wordt de drietrap als volgt:
· Leerdoel: wat wil ik leren?
· Leerpunt: hoe heb ik het gedaan? (specifiek, progressiegericht)
· Leerversneller: wat is mijn volgende stap? (specifiek, discrepantiegericht).
Samengevat komt het erop neer dat we leerversnellers en leerpunten vraaggericht, doelgericht en specifiek (gericht op gedrag en tijdig) moeten leren geven.
De Groep Onderbouwd Trainen (info via VIStrainingen en Tica Peeman)
Literatuur
Alder, G.S. (2007). Examining the relationship between feedback and performance in a monitored environment: A clarification and extension of feedback intervention theory. Journal of High Technology Management Research, 17, 157-174.
Ashford, S.J. (1986). Feedback-Seeking in Individual Adaptation: A Resource Perspective. The Academy of Management Journal. Vol. 29, No. 3, pp. 465-487.
Ashford, S.J., Blatt, R., Vande Walle, D. (2003). Reflections on the Looking Glass: A Review of Research on Feedback-Seeking Behavior in Organizations. Journal of Management.
Black, P., & Wiliam, D. (1998). Assessment and Classroom Learning. Assessment in Education, 5, 7-74.
Brett, J. F., & Atwater, L. E. (2001). 360° feedback: Accuracy, reactions, and perceptions of usefulness. Journal of Applied Psychology, 86(5), 930–942
Casal, S., DellaValle, N., en Mittone, L. (2017) Feedback and efficient behavior. In: Plos One, 12(4).
Duijnhouwer, H. (2010) Feedback effects on students’ writing motivation, process, and performance. Utrecht University Repository (Dissertation).
Dweck, C. (2008). Mindset. How we can learn to fulfill our potential. New York: Ballantine Books.
Fredrickson, B. L. (2001). The role of positive emotions in positive psychology. American Psychologist, 60, 218-226.
Hattie, J. (1999). Influences on student learning. Unpublished inaugural lecture presented at tthe University of Auckland, New Zealand.
Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of Educational Research, 77, 81-112.
Kluger, A.N., & DeNisi, A. (1996). The effects of feedback interventions on performance: A historical review, a meta-analysis, and a preliminary feedback intervention theory. Psychological Bulletin, 119, 254-284.
Kluger, A.N., & DeNisi, A. (2000). Feedback effectiveness: Can 360-degree appraisals be improved? Academy of Management Perspectives 14(1):129-139
Korthagen, F.A.J., Kim, Y.M., & Greene, W.L. (Eds.) (2013). Teaching and learning from within: A core reflection approach to quality and inspiration in education. NewYork/London: Routledge.
Locke, E. A., & Latham, G. P. (2002). Building a practically useful theory of goal setting and task motivation: A 35-year odyssey. American Psychologist, 57(9), 705–717.
Losada, M., & Heaphy, E. (2004). The role of positivity and connectivity in the performance of business teams: A nonlinear dynamics model. American Behavioral Scientist, 47, 740-765.
Morrison, E. W., & Milliken, F. J. (2000). Organizational silence: A barrier to change and development in a pluralistic world. The Academy of Management Review, 25(4), 706–725.
Nemeth, J. N. (1997). Managing innovation: when less is more. In: California Management Review, volume 40, issue 1, 59-74.
Park, N. & Peterson, C. (2008). Positive psychology and character strenghts: Application to strenghts-based school counseling. Professional School Counseling, 85-92.
Rock, D., Jones, B. en Weller, C. (2018) Using neuroscience to make feedback work and feel better. In: Organizations and People.
Ruit, P., & Korthagen, F. A. J. (2013). Developing core qualities in young students. In F.A.J. Korthagen, Y.M. Kim & W.L. Greene (Eds.), Teaching and Learning from Within: A Core Reflection Approach to Quality and Inspiration in Education (pp. 131-147). New York/London: Routledge.
Sadler, D.R. (1989). Formative assessment and the design of instructional systems. Instructional Science 18, 119–144.
Scales, P.C., Benson, P.L., Leffert, N., & Blyth, D. (2000). Contribution of developmental assets to the prediction of thriving among adolescents. Applied Developmental Science, 4, 27-46.
Shute, V.J. (2008). Focus on formative feedback. Review of Educational Research, 78(1), 153-189.
Sprague, J., & Rudd, G. (1988). Boat-rocking in the high technology culture. American Behavioral Scientist, 32, 169–193.
Stajkovic, A.D., Luthans, F. (2003) Behavioral management and task performance in organizations: conceptual background, meta-analysis, and test of alternative models. In: Personnel Psychology, 56.
Voerman, L., Korthagen, F.A.J., Meijer, P.M., Simons R.J. (2014). Feedback revisited: Adding perspectives based on positive psychology. Implications for theory and classroom practice. Centre for Teaching and Learning, Utrecht University,
Voerman, L. (2005). Teacher feedback in the classrooms, analyzing and developing teachers feedback behavior in secondary education. Proefschrift.
Van alle werkvormen in Creatief Leven is de hartcoherentie-oefening de meest gebruikte: elke bijeenkomst starten we ermee. Er zijn wat ontwikkelingen geweest, die we graag met je delen.
Ademoefening
Ademoefeningen zijn bewezen effectief om stress te verlagen. Er wordt steeds meer bekend over het effect en de wijze waarop je deze oefeningen kunt uitvoeren. Tijdens de opleiding Eenzaamheidspecialist heb je de ademhalingsoefening geleerd die we met hartcoherentie aanduiden. Deze is destijds geïnspireerd door Heartmath en Alan Watkins.
Het is een oefening in drie stappen:
- Regelmatige langzamere ademhaling 5-6 seconden in en 5-6 seconden uit
- Aandacht naar het hart, visualiseer hoe je in en uit ademt door je hart
- Aandacht voor een positief gevoel, een moment, persoon, huisdier
Ook bij Heartmath geven ze nu meerdere varianten voor het uitvoeren van oefeningen die zorgen voor een betere hartcoherentie.
Misschien herinner je je nog de uitgebreide uitleg in de academie van Faktor5 hoe dit werkt. Het document vind je hier, zodat je het kunt opfrissen. Deze kennis is belangrijk om het fysieke proces te begrijpen.
In dit document zie je een instructie voor 4 seconden in en zes seconden uit, 6 ronden per minuut. De laatste tijd vertellen we erbij dat gewoon regelmatig en langzamer ademen ook bewezen effectief is. Tja en wat moet jij nu doen, en hoe dan? Roderik Gerritsen onderzocht de effecten van anders ademen. Hij promoveerde in 2023 hierop. In dit artikel universiteit Leiden zegt hij hierover het volgende:
- Bij langzamer ademen, vaak als resultaat van ademen met aandacht, daalt je hartslag. Die lage frequentie is het belangrijkste.
- Daarnaast kun je proberen de uitademing wat langer te laten duren dan het inademen. Dat zorgt voor een grotere variatie in je hartritme en dat is gezond.
- Als laatste en minder belangrijke kun je erop letten dat je buik uitzet bij het ademen en niet je borst.
Hier zijn drie voorbeelden van adem-oefeningen en -apps:
We hebben bijna elke opleidingsdag de hartcoherentie-oefening gedaan. Wat hartcoherentie betekent is niet overal even bekend. Het is bewezen effectief om ontspanning te bereiken. Omdat we hechten aan de onderbouwing van wat je leert hier een uitgebreide toelichting. Dit is wel examenstof. Deze materie is namelijk niet alleen van belang om hartcoherentie te begrijpen, maar ook om te begrijpen hoe stress en eenzaamheid met elkaar zijn verbonden.
Zenuwstelsel
Onze lichaamstemperatuur, hormoonhuishouding, het immuunsysteem, spijsvertering, ademhaling en de hartslag hebben één ding gemeen: ze worden automatisch aangestuurd. Dit autonome zenuwstelsel bestaat uit twee delen die elkaar in evenwicht behoren te houden: het activerende deel en het rustgevende deel. Het activerende deel heet het sympathisch zenuwstelsel, het rustgevende deel heet het parasympatisch zenuwstelsel. Ze worden ook wel het ‘gaspedaal’ en het ‘rempedaal’ van ons lichaam genoemd.
Actie!
Als er veel activiteit van het lichaam wordt gevraagd zal het ‘gaspedaal’ worden ingedrukt en zal het lichaam op activiteit worden voorbereid. Stel je voor dat je schrikt; je hart zal sneller gaan kloppen, je gaat sneller en oppervlakkiger ademhalen, je spieren gaan zich aanspannen en je begint te zweten. Er vindt vasoconstrictie (vernauwing van de bloedvaten) plaats in de vingers waardoor het bloedvolume en de temperatuur van je handen en voeten daalt en je bloed wordt naar de spieren toe geleid en minder naar bijvoorbeeld het verteringsstelsel. Je bent nu beter uitgerust om te vechten of te vluchten. Op dit moment heeft het sympathisch zenuwstelsel de overhand in je lichaam.
HO!!
Het ‘rempedaal’ wordt ingedrukt wanneer het lichaam zich voorbereidt op rust en ontspanning (inactiviteit). Dit is het geval wanneer je gaat slapen of moe begint te worden. Op zo’n moment gaat het hart langzamer kloppen, de bloedvaten in de vingers verwijden, waardoor het bloedvolume en de temperatuur van handen en voeten stijgt. Het bloed wordt nu minder naar de spieren geleid. Bij kinderen is dit vaak te zien aan rode oortjes! Daarnaast ga je dieper ademhalen, de spierspanning neemt af en je zweet minder. Op dat moment heeft het parasympatische zenuwstelsel de overhand in je lichaam. Het sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel dienen in balans te zijn. Hierdoor kun je je sneller aanpassen aan een veranderende omgeving. Het ‘gaspedaal’ en ‘rempedaal’ moeten goed op elkaar zijn afgestemd en beide moeten even sterk zijn om elkaar in evenwicht te houden.
Onbalans
De balans in het autonome zenuwstelsel kan verstoord raken. Door drukte op je werk, in het verkeer of in je privéleven wordt steeds vaker beroep gedaan op ons ‘gaspedaal’. Het ‘gaspedaal’ wordt steeds een klein beetje verder ingetrapt. Deze vraag naar extra activiteit is gekoppeld aan overmatige activiteit in het sympathische zenuwstelsel. Het veroorzaakt op lange termijn een scheve maar stabiele balans tussen het sympathische en het parasympatische zenuwstelsel. Dit leidt tot een verstoord evenwicht van het interne milieu.
Het oplossen begint bij het onder controle krijgen van wat zich van binnen afspeelt: de fysiologie. Door het verminderen van de fysiologische chaos voel je je automatisch beter. De relaties met anderen, de concentratie en vaardigheden verbeteren. De ideale omstandigheden waar je zo op zoek naar bent, komen dan vanzelf opzetten. Heb je de eigen fysiologie op orde, dan zal hetgeen wat in de buitenwereld gebeurt minder grip op je hebben. Je hebt een betere greep op je eigen wereld.
Het hart-brein-systeem
Hoe zorg je ervoor dat je ‘gaspedaal’ en ‘rempedaal’ beter op elkaar worden afgestemd? Weer met elkaar in harmonie komen? Het antwoord ligt in de relatie tussen de hersenen en het hart. De sterkste relatie tussen hart en hersenen is het autonome zenuwstelsel. In het hart-brein-systeem beïnvloeden het hart en de hersenen elkaar voortdurend. Denk maar terug naar het voorbeeld van schrikken. Als je schrikt (wat in de hersenen gebeurt) gaat het hart sneller kloppen. Maar het hart doet meer dan zich aan de invloed van het autonome zenuwstelsel aanpassen. Het zendt ook signalen terug naar de hersenen waarmee het de hersenactiviteit kan beïnvloeden.
Hartritme variabiliteit en hartcoherentie training
Normaal gesproken wordt het sympathische en het parasympatische zenuwstelsel afwisselend geactiveerd. Bij inademing wordt ons sympathische zenuwstelsel geactiveerd en bij uitademing wordt ons parasympatische zenuwstelsel geactiveerd. Wat er gebeurt? Het hart gaat sneller kloppen bij inademing en bij uitademing gaat het hart trager kloppen. Bij gezonde personen verschilt de tijd tussen twee hartslagen voortdurend. Deze onregelmatigheid toont aan dat de hartfrequentie zich goed aanpast aan de omstandigheden van het hart en de bloedvaten. Het is een teken dat ons ‘gaspedaal’ en ‘rempedaal’ goed werken.
Het verschil tussen de hartslag tijdens inademen en de hartslag tijdens uitademen wordt hartritmevariabiliteit genoemd. Deze hartritmevariabiliteit (of hartcoherentie) weerspiegelt de autonome status van het lichaam. Wie ontspannen is, heeft een grote hartcoherentie. De hartcoherentie neemt af wanneer iemand gespannen is. Bij mensen die zeer angstig of gestrest zijn, zal de hartcoherentie geheel afwezig zijn. Een lage hartcoherentie (kleine hartritmevariabiliteit) wordt geassocieerd met onbalans tussen het sympathische en het parasympatische zenuwstelsel. Een hogere hartcoherentie (grote hartritmevariabiliteit) staat voor een goede balans tussen deze twee zenuwstelsels.
Ademhalen heeft effect op de bloedstroom en de slagaderlijke druk. Hierdoor heeft het weer effect op het autonome zenuwstelsel. Bij iemand die snel, oppervlakkig en asynchroon ademhaalt, wordt de pompende actie van de borst minder. Hierdoor worden de hartslag en hartoutput hoger en de capaciteit van de bloedvaten lager. Dit wordt bereikt door het sympathische zenuwstelsel meer te activeren en het parasympatische zenuwstelsel minder te activeren.
Trainen
Tijdens hartcoherentietraining leer je adem te halen op je eigen optimale snelheid. Hierdoor kunnen het middenrif en de spieren tussen je ribben het bloed beter rondpompen en worden het hart en de bloedvaten gespaard. Je autonome zenuwstelsel zal de snelheid van de hartslag, de output van het hart en de capaciteit van de bloedvaten aanpassen, zodat ze synchroon gaan lopen met de ademhaling. De ademhalingsoefeningen tijdens hartcoherentietraining zorgen ervoor dat de sympathische en parasympatische zenuwstelsels in gelijke mate worden geactiveerd. Hierdoor zal je op je eigen optimale frequentie ademhalen. Dit evenwicht wil het autonome zenuwstelsel bereiken.
Waarom hartcoherentie training?
Hartcoherentietraining zorgt ervoor dat je hartritme meer samenhangend wordt. Hierdoor gaan de hersenen sneller en meer accuraat werken. Tijdens dagelijkse situaties merk je dat ideeën op een natuurlijke manier binnenstromen, je kunt gemakkelijk de woorden vinden die je wil zeggen en je bewegingen zijn zeker. Na het volgen van hartcoherentietraining merk je dat je je steeds makkelijker kunt aanpassen aan onverwachte omstandigheden. Je fysiologie is in balans, open voor de wereld en in staat om de oplossingen te vinden die je nodig heeft.
Hartcoherentietraining voegt een aantal oude wijsheden en traditionele technieken samen die ook gebruikt worden bij yoga, meditatie, mindfulness en ontspanningsoefeningen. Yoga en meditatie zijn goede manieren om tot rust te komen. Hierbij is het wenselijk om jezelf af te sluiten van de wereld om je heen. Bij hartcoherentietraining is het tegenovergestelde het geval. Hartcoherentietraining kan op ieder moment worden toegepast en door coherentie heb je juist een betere greep om de wereld om je heen. Wie in een stressvolle situatie zit, kan vaak moeilijk een kwartier gaan mediteren. Hartcoherentie kan je ter plekke wél in een rustige staat brengen.
Stressbron
Hartcoherentie helpt je zenuwstelsel in balans te brengen. Maar het doet niets aan de oorzaak van de onbalans. Is eenzaamheid de oorzaak van je voortdurende stress, dan zal die stressbron blijven bestaan zolang je die eenzaamheid niet hebt opgelost. Gebruik daarom hartcoherentie om je zenuwstelsel zo goed mogelijk te steunen als je je eenzaamheid wilt aanpakken. Het is een van de meest effectieve manieren om jezelf te helpen beter om te gaan met stress, ook als je later geen last meer zult hebben van eenzaamheid. Het maakt dat je beter in staat bent te doen wat nodig is om de relaties in je leven te verbeteren.
En nu simpel: adem
Hartcoherentie is de basis. Die moet je dus kennen. Heel uitgebreide informatie (Engels) vind je hier. Een regelmatige ademhalingsoefening kan het gewenste resultaat bereiken. Om in een toestand van hartcoherentie te komen, moet je zes volledige ademhalingen doen per minuut. Je ademt vier seconden in en zes seconden uit. Dat herhaal je gedurende 10 minuten, twee keer per dag. Belangrijk is om te blijven ademen aan hetzelfde tempo, ook als je ervaart dat er bepaalde emoties naar boven komen. Het is natuurlijk niet noodzakelijk om jouw cursisten het hele verhaal van hartcoherentie te vertellen, alleen al ademhalingsoefeningen doen kan genoeg zijn. Afhankelijk van wat je jouw cursisten wilt laten weten kun je ervoor kiezen om uitsluitend ademhalingsoefeningen te doen, waarbij jij dan wel goed moet toelichten dat dat stressverlagend werkt, of je legt het hele hartcoherentie verhaal uit. Bijzonder te vermelden hierbij is dat het juiste patroon van het hartritme bepalend is voor het ervaren van positieve emoties!
Wil je echt diepgaand geïnformeerd worden over wat hartcoherentie is, kijk dan deze twee filmpjes met Alan Watkins:
Deel 1 (Ted talk in Portsmouth in 2013, Alan Watkins.)
Deel 2 (Ted talk in Portsmouth in 2013, Alan Watkins.)
Ledensite
Afgelopen jaar is er een nieuwe website voor Faktor5 in gebruik genomen, een verbeterde versie van de oude website. Deze website is geheel gericht op professionele bezoekers, dus niet meer op particulieren. Deze website wordt gebruikt om onze opleidingen te laten zien en als ingang naar de online academie en de webshop.
Gezien de ontwikkelingen bij Faktor5 ligt het in de lijn van de verwachtingen dat deze website over niet al te lange tijd weer wordt aangepast. De kern blijft: dit is de showcase voor de opleidingen.
Jullie staan er mooi op!
Het had heel mooi kunnen zijn…
Hetzij van een afstand, hetzij van dichtbij heb je het meegemaakt: Faktor5 zou worden overgenomen door een partij die internationaal een flinke deuk in een pak boter zou slaan, door Creatief Leven in een groot aantal landen aan te bieden. Dit speelde bijna een jaar geleden en aan het sprookje kwam in maart een eind. De details zal ik je besparen, maar het effect is wel van belang: door de plannen is het werk rond de nieuwe website stil komen te liggen. Daarmee is een deel van jouw publicatiemogelijkheden er niet meer geweest. Daar gaan we verandering in brengen.
Deze nieuwe websitedie de netwerksite vervangt wordt het platform waarop jij je kunt presenteren als specialist. Over deze website en de voorwaarden waaronder mensen hierop vermeld worden, krijg je tijdens de bijscholing al wat meer nieuws. In de komende maanden zal een en ander worden uitgewerkt.
De afgelopen tien jaar heb je kosteloos gebruik kunnen maken van de netwerksite, een website die ik als een soort hobby heb aangehouden om je op de hoogte te houden van wat er zoal gebeurde in de opleidingen. Je vindt hem hier. Ieder van jullie heeft hier een uitnodiging voor ontvangen, lang niet iedereen heeft hier gebruik van gemaakt. Er zullen geen nieuwe uitnodigingen meer worden uitgestuurd.
De komende maanden zal geen uitbreiding van deze site meer plaatsvinden. Je kunt er nog gebruik van maken tot het einde van dit jaar, daarna gaat deze site uit de lucht. De inhoud zal dan voor jou beschikbaar komen. Op een andere manier en toegankelijker. Wil je materiaal bekijken, dan kun je dat nu nog doen.
Onderzoek naar effectiviteit van Creatief Leven stand van zaken
Bijlagen
Uitreiking Appeltjes van Oranje
Vers van de pers: Judith Merkies gaat Europees!
Judith Merkies heeft als Europarlementariër al eerder eenzaamheid aan de orde gesteld. Nu gaat zij er helemaal mee aan de slag in Europees verband.
Er is op de website nog niet veel te zien. Helemaal duidelijk is niet wat de relatie is met het eerdere Europa project, waar wij aan deelnemen. Daar is ook Creatief Leven opgenomen als interventie.
Dissociatie en trauma
Dissociatie is een psychologisch verschijnsel waarbij iemand zich losmaakt van zijn gedachten, gevoelens, herinneringen of identiteit. Het is een natuurlijk beschermingsmechanisme van de geest om om te gaan met overweldigende ervaringen of emoties. Bij de oefening ‘de kinderfoto’ in onze cursus, die gericht is op het verwerken van potentieel trauma, is het belangrijk om te begrijpen hoe dissociatie kan optreden en hoe jullie als begeleiders hiermee kunnen omgaan.
Oorzaken van dissociatie
1. Traumatische ervaringen: Dissociatie treedt vaak op als reactie op traumatische gebeurtenissen, zoals fysiek of seksueel misbruik, verwaarlozing, of het meemaken van geweld. Het brein ‘splitst’ de ervaring af om de persoon te beschermen tegen de volledige impact van het trauma.
2. Overweldigende emoties: Zelfs zonder duidelijk trauma kan dissociatie optreden wanneer iemand geconfronteerd wordt met intense emoties die moeilijk te verwerken zijn. (Let op: dat kunnen ook positieve emoties zijn!)
3. Chronische stress: Langdurige blootstelling aan stressvolle situaties kan leiden tot een gewoonte van dissociëren als coping-mechanisme.
4. Herinneringstriggers: Bij de ‘kinderfoto’-oefening kunnen herinneringen of emoties worden opgeroepen die gerelateerd zijn aan eerdere traumatische ervaringen, wat dissociatie kan veroorzaken.
5. Onveilige omgeving: Als deelnemers zich niet veilig voelen in de cursusomgeving, kan dit dissociatief gedrag in de hand werken.
Hoe herken je dissociatie?
Dissociatie kan zich op verschillende manieren uiten:
– Een ‘afwezige’ of ‘glazige’ blik
– Moeite met concentreren of reageren
– Plotselinge stemmingswisselingen
– Gevoelloosheid of emotionele afvlakking
– Geheugenverlies of verwarring
– Depersonalisatie (gevoel los te staan van het eigen lichaam)
– Derealisatie (gevoel dat de omgeving onwerkelijk is)
Wat kun jij als cursusbegeleider doen?
1. Creëer een veilige omgeving
– Zorg voor een rustige, comfortabele ruimte
– Stel duidelijke grenzen en verwachtingen
– Benadruk vertrouwelijkheid en respect
2. Bied grondingstechnieken aan
– Raak de deelnemer niet aan!
– Gebruik zintuiglijke grondingstechnieken (laat de persoon bijvoorbeeld wiebelen met de tenen, kijken naar een foto, luisteren naar de vogels, de ademhaling tellen etc.)
– Moedig fysieke beweging aan, zoals stretchen of lopen
3. Geef controle aan de deelnemer
– Laat deelnemer zelf het tempo bepalen
– Bied de mogelijkheid om pauzes te nemen
– Vraag regelmatig om toestemming om door te gaan
4. Wees alert op signalen
– Let op non-verbale tekenen van ongemak of dissociatie
– Vraag regelmatig hoe deelnemers zich voelen
– Wees bereid om de oefening aan te passen of te stoppen indien nodig
5. Bied ondersteuning na de oefening
– Plan tijd in voor nabespreking en verwerking
– Zorg voor een geleidelijke overgang naar ‘normale’ activiteiten
6. Normaliseer en valideer ervaringen
– Leg uit dat dissociatie een normale reactie kan zijn die niet gevaarlijk is, al voelt het op het moment zelf bedreigend
– Vermijd oordelen of bagatelliseren van ervaringen
– Erken de moed die het kost om met moeilijke emoties om te gaan, geef ook hier complimenten!
7. Zorg zo nodig voor professionele back-up
– Wees voorbereid om door te verwijzen naar professionele hulp indien nodig
Door alert te zijn op de mogelijkheid van dissociatie en voorbereid te zijn op hoe hiermee om te gaan, kunnen jullie als begeleiders een veilige en ondersteunende omgeving creëren voor deelnemers om aan hun trauma te werken. Onthoud dat het werken met trauma complex is en dat professionele ondersteuning nodig kan zijn. Anderzijds, deze mensen leven al heel lang met trauma, het is niet zo dat jij een probleem veroorzaakt. De situatie bestond al, jij bent hooguit instrumenteel geweest in het bewust maken. Dat kan een belangrijke stap zijn in het verwerkingsproces, al voelt het op het moment zelf (voor de cursist en misschien ook voor jou) als bedreigend. Breng rust door zelf rustig te blijven.
Meer informatie over trauma vind je hier
De folders van Creatief Leven kun je hier downloaden en zelf aan passen in bijvoorbeeld Canva.
Hier vind je de kant met een groot open vak.
Hier vind je de kant met een klein open vak, voor b.v. adres of QR code.
Voorbeeld van de folder met het kleine open vak:
Op Verzoek doe ik hierbij een standaard businessplan voor een vrijgevestigde eenzaamheidspeicialist bij. Doe er je voordeel mee.
1. Samenvatting
Dit businessplan beschrijft de opzet van een zelfstandige praktijk als eenzaamheidsspecialist, gericht op het verlenen van specialistische ondersteuning aan gemeenten en particulieren bij de aanpak van eenzaamheid.
2. Bedrijfsbeschrijving
2.1 Diensten
- Individuele begeleiding van eenzame mensen
- Advies en consultancy aan gemeenten
- Workshops en trainingen
- Uitvoering van eenzaamheidsinterventies
- Online coaching en begeleiding
2.2 Unique Selling Points (USP’s)
- Specialistische kennis van eenzaamheid
- Combinatie van particuliere en gemeentelijke dienstverlening
- Evidence-based methodieken
- Flexibele inzetbaarheid
- Persoonlijke aanpak
3. Marktanalyse
3.1 Doelgroepen
Gemeenten:
- Sociale wijkteams
- WMO-afdelingen
- Beleidsmedewerkers sociaal domein
Particulieren: (Maak hier je eigen keus! Dan krijg je de klanten die bij jou passen.)
- Ouderen (65+)
- Volwassenen in transitiefases
- Jongeren en jongvolwassenen
- Mensen met psychische kwetsbaarheid
3.2 Marktomvang
- 49% van de volwassen Nederlanders ervaart eenzaamheid
- Toenemende vergrijzing met daarbij angst voor eenzaamheid
- Groeiende aandacht voor mentale gezondheid
- Gemeentelijk budget voor sociale cohesie
4. Marketing en Acquisitie
4.1 Marketing Strategie
- Professionele website met blog
- Actieve aanwezigheid op LinkedIn
- Publicaties in vakbladen
- Netwerken bij relevante congressen
- Samenwerking met verwijzers
4.2 Acquisitie Aanpak
- Direct benaderen gemeenten
- Presentaties voor sociale wijkteams
- Samenwerkingsverbanden met zorgorganisaties
- Deelname aan aanbestedingen
- Relatiebeheer bestaande klanten
5. Organisatie
5.1 Rechtsvorm
- Eenmanszaak
5.2 Locatie
- Flexibele werkplek/thuispraktijk
- Mogelijkheid tot huur spreekkamer
5.3 Samenwerkingspartners (waar ook de locatie van de uitvoeringen kan zijn)
- GGZ-instellingen
- Welzijnsorganisaties
- Huisartsen
- Andere zelfstandige zorgprofessionals
6. Financieel Plan
6.1 Investeringsbegroting
- Website ontwikkeling: €2.500
- Kantoorinrichting: €3.000
- Marketing materiaal: €1.500
- Opleidingen/certificering: €2.000
- Buffer: €5.000
Totaal: €14.000
6.2 Tariefstelling
- Gemeenten: €90 per uur
- Particulieren: €85 per sessie
- Workshops: €750 per dagdeel
- Consultancy: €110 per uur
6.3 Omzetprognose Jaar 1
- Gemeentelijke opdrachten: €45.000
- Particuliere begeleiding: €3000
- Workshops/trainingen: €15.000
Totaal: €63.000
6.4 Kosten Jaar 1
- Vaste lasten (verzekeringen, administratie): €6.000
- Marketing en acquisitie: €4.000
- Huisvesting (flex): €3.600
- Professionalisering: €2.400
- Reiskosten: €2.000
- Onvoorzien: €2.000
Totaal: €20.000
7. Risico’s en Maatregelen
7.1 Risico’s
- Afhankelijkheid van gemeentelijke budgetten
- Concurrentie van grote zorginstellingen
- Administratieve belasting
- Werkdruk als ZZP’er
7.2 Maatregelen
- Diversificatie in dienstverlening
- Onderscheidend vermogen door specialisatie
- Efficiënte administratieve systemen
- Netwerk van collega-specialisten
8. Groeiplan
Jaar 1
- Opbouw klantenbestand
- Naamsbekendheid creëren
- Basisomzet realiseren
Jaar 2
- Uitbreiding dienstenpakket
- Ontwikkeling online programma’s
- Groei particuliere praktijk
Jaar 3
- Mogelijke samenwerking/uitbreiding
- Ontwikkeling eigen methodiek
- Specialistische trainingen aanbieden
Dit businessplan biedt een solide basis voor het opstarten van een praktijk als eenzaamheidsspecialist. Om de begrote omzet te kunn ehaloen, zul je wel aan de bak meten om je werk onder de aandacht te brengen van je doelgroep. Goede relaties bouwen is hierbij cruciaal.
Hier zijn een paar suggesties om als eenzaamheidspecialist binnen een gemeente aan het werk te kunnen:
Organisatorische inbedding:
Primaire positie
- Onderdeel van sociale wijkteams OF
- Geplaatst bij afdeling Welzijn/Sociaal Domein
- Directe lijn naar wethouder Sociaal Domein
Kerntaken
- Coördineren gemeentelijk eenzaamheidsbeleid
- Trainen frontlijnmedewerkers in basiskennis en gespreksvoering
- Opzetten en onderhouden verwijzingsnetwerk
- Casemanagement complexe gevallen
- Advisering beleidsontwikkeling
Werkprocessen:
Verwijzing
- Coördineren organisaties rond eenzaamheid
- Uitrol kenniskaart bij partners
- Training buurtconciërges/wijkbeheerders
- Opzetten scholing en wijscholing
Interventie
- Triage bij meldingen
- Doorverwijzing naar passende hulp
- Monitoring voortgang
- Nazorg en evaluatie
Preventie
- Implementeren preventieprogramma’s
- Coördineren buurtactiviteiten
- Ondersteunen bewonersinitiatieven
- Voorlichting (denk aan thuiszorg, kraamzorg, scholen)
Kennisdeling
- Periodiek overleg ketenpartners
- Bijhouden best practices
- Verzorgen deskundigheidsbevordering
- Rapportage effectiviteit interventies
Dit is een voorbeeld van hoe een eenzaamheidspeciasist kan worden ingebed in een gemeente. De financiële voordelen herivan zijn hier niet zichtbaar. Het gaat ook wel erg ver om meteen fulltim ein een gemeetne aangenomen te worden… Daarom ter aanvulling een praktische manier om je diensten aan een gemeente aan te bieden:
- Voorbereiding:
- Maak een duidelijk overzicht van je expertise en specifieke diensten
- Verzamel cijfers over eenzaamheid in de betreffende gemeente
- Bestudeer het huidige gemeentelijke beleid rond eenzaamheid
- Kijk naar het collegeprogramma en de WMO-plannen
- Contact leggen:
- Zoek de juiste contactpersoon bij de gemeente (meestal beleidsadviseur Sociaal Domein/WMO)
- Stuur een beknopte mail met je voorstel en vraag om een kennismakingsgesprek
- Bel na als je na een week geen reactie hebt
- Het gesprek:
- Presenteer concrete oplossingen voor de specifieke uitdagingen van die gemeente
- Leg uit hoe je aanpak aansluit bij bestaand beleid
- Benadruk meetbare resultaten en kosteneffectiviteit
- Neem referenties mee van andere gemeenten (indien beschikbaar)
- Vervolgstappen:
- Stuur een beknopt voorstel met:
- Concrete doelen en aanpak
- Tijdspad
- Kosten
- Verwachte resultaten
- Meetmethode
- Plan een tweede gesprek voor details
- Extra tips:
- Zoek samenwerking met lokale organisaties
- Sluit aan bij bestaande gemeentelijke netwerken
- Timing: benader gemeenten bij voorkeur in het najaar (budgetperiode)
- Bied een pilot aan als opstap naar langere samenwerking







