Onderzoek eenzaamheid uit 2020
Een selectie van 11 wetenschappelijke onderzoeken, met een korte uitwerking.
Wetenschappelijk Onderzoek Eenzaamheid 2020: Overzicht VS en Europa
Conclusie
Het wetenschappelijk onderzoek uit 2020 toont een rijke theoretische ontwikkeling in het begrip van eenzaamheid en hulpverlening. Theorievorming evolueert van unidimensionale naar multidimensionale conceptualiseringen die sociale, emotionele en existentiële aspecten omvatten. Hulpverleningstheorieën benadrukken cognitieve mechanismen en de noodzaak van geïntegreerde, evidence-based benaderingen. Meta-onderzoek bevestigt dat psychologische interventies het meest effectief zijn, maar wijst ook op fragmentatie in het veld en behoefte aan theoretische consensus. Deze bevindingen bieden een solide basis voor toekomstige theorie- en interventieontwikkeling op het gebied van eenzaamheid.
Deze conclusie is er een van AI. Daar moet je altijd kritisch naar kijken.
Die genoemde solide basis durf ik in twijfel te trekken. Het feit dat veel mensen hetzelfde zeggen is geen garantie voor de juistheid van die opvatting. En let maar op: waar Theo van Tilburg in zijn academisch artikel onderscheid maakt tussen drie soorten eenzaamheid, zegt hij zelf dat er reden is om aan te nemen dat er maar één soort eenzaamheid is…
Waar je op kop bedacht moet zijn is het volgende: cognitieve gedragstherapie is een vorm van hulpverlening doe door afgestudeerde psychologen wordt toegepast en die in de opleidingen tot psycholoog worden geleerd. Dat betekent dat er vaak ook onderzoeksgeld is om te beoordelen of die hulp effectief is. Super natuurlijk. Maar er zij misschien best vele vormen van hulp die niet over dat geld of die relaties beschikken en die goed werken, maar waar verder niemand onderzoek naar doet.
Kortom, houd een open mind!
Jeannette Rijks, 2025
Theorievorming rond Eenzaamheid
De volgende onderzoeken uit 2020 hebben betrekking op theorievorming rond eenzaamheid
Van Tilburg, T.G. (2020) – The Gerontologist, Nederland
Dit baanbrekende Nederlandse onderzoek test voor het eerst empirisch de multidimensionale conceptualisering van eenzaamheid bij 1.316 oudere volwassenen (61-101 jaar). Van Tilburg onderscheidt drie fundamentele dimensies: sociale eenzaamheid (gebrek aan netwerk), emotionele eenzaamheid (gemis van intieme verbindingen), en existentiële eenzaamheid (betekenisloosheid en vervreemding).
De studie gebruikt geavanceerde confirmatory factor analysis om aan te tonen dat deze drie dimensies statistisch onderscheidbaar zijn, maar wel positief gecorreleerd. Emotionele eenzaamheid correleert het sterkst (r=0.82) met directe eenzaamheidsvragen, wat suggereert dat mensen vooral emotionele eenzaamheid bedoelen wanneer ze zeggen ‘eenzaam’ te zijn. Existentiële eenzaamheid manifesteert zich in twee subfactoren: eenzaamheid in relaties en betekenisloosheid in het leven.
Dit onderzoek stelt empirisch bewijs te geven dat eenzaamheid geen uniform construct is. Onderzoekers tellen dat dit implicaties heeft voor interventies: verschillende types eenzaamheid vereisen verschillende benaderingen. Het onderzoek toont ook aan dat existentiële eenzaamheid – ondanks filosofische interpretaties van positieve solitude – in de praktijk negatief wordt ervaren en correleert met andere vormen van eenzaamheid.
Ook hier is weer te zien dat het ervaren van eenzaamheid is waar wij het over hebben als we stellen dat eenzaamheid een probleem is dat individueel moet worden opgelost: mensen kunnen alleen zelf intieme verbindingen aangaan.
Eurofound (2020) – European Quality of Life Survey, Europa
Deze grootschalige Europese studie analyseert eenzaamheidsprevalentie in 27 EU-landen voor en tijdens de eerste COVID-19-golf (april-juli 2020), gebaseerd op data van meer dan 30.000 respondenten. Het onderzoek toont significante geografische en culturele variaties in eenzaamheidsbeleving aan.
Voor de pandemie was eenzaamheid het laagst in Noord-Europa (Nederland, Denemarken) en het hoogst in Zuid- en Oost-Europa. De pandemie verergerde bestaande patronen dramatisch: eenzaamheid verdubbelde in veel landen, met de grootste stijgingen (>15 procentpunten) in Bulgarije, Estland, Frankrijk, Duitsland, Polen, Portugal en Zweden. Jonge volwassenen werden het zwaarst getroffen door sociale distantiering.
De studie onthult belangrijke theoretische inzichten over de relatie tussen maatschappelijke structuren en eenzaamheid. Landen met individualistische culturen (Noord- en West-Europa) hadden paradoxaal genoeg lagere baseline-eenzaamheidsniveaus, maar ervoeren sterkere pandemie-effecten. Dit suggereert dat sociale infrastructuur en culturele verwachtingen cruciaal zijn voor eenzaamheidsbeleving. Alleenwonenden en mensen met slechte gezondheid of financiële problemen vormden consistent de meest kwetsbare groepen.
Waar onderzoekers concluderen dat maatschappelijke structuren ‘dus’ van invloed zij nop eenzaamheid, gaan wij uit van ons theoretisch kader: verstoorde patronen in relaties met andere mensen. Eenzaamheid in de pandemie was dan ook volstrekt voorspelbaar.
Macià, D. et al. (2021, geaccepteerd 20 januari 2021) – Frontiers in Psychology, Spanje
Dit innovatieve Spaanse onderzoek demonstreert dat zingeving (meaning in life) een even sterke voorspeller van eenzaamheid is als traditionele factoren zoals gezondheidsstatus en sociale verbondenheid. De studie analyseert 432 volwassenen en toont aan dat betekenis in het leven 25% van de variantie in eenzaamheid verklaart.
De onderzoekers gebruiken gevalideerde instrumenten (UCLA Loneliness Scale, Meaning in Life Questionnaire) en vinden complexe statistische afhankelijkheden tussen alle drie de factoren. De bevinding dat zingeving even belangrijk is als sociale verbindingen daagt conventionele theorieën uit die zich primair richten op kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van sociale relaties.
Theoretisch suggereert dit onderzoek dat eenzaamheid niet alleen voortvloeit uit tekortkomingen in sociale relaties, maar ook uit een dieper existentieel gebrek aan betekenis. Dit heeft fundamentele implicaties voor ons begrip van eenzaamheid als multidimensionaal fenomeen. De studie benadrukt dat interventies die zich alleen richten op sociale vaardigheden of netwerken mogelijk tekort schieten als ze de existentiële dimensie negeren. De nauwe verwevenheid van zingeving, sociale verbondenheid en eenzaamheid suggereert dat effectieve interventies holistisch moeten zijn.
Je ziet hier dat onderzoekers ervan uitgaan het het niet hebben van zingeving in het leven de oorzaak is van eenzaamheid, terwijl de het terugtrekken en dus niet vinden van zingeving een gevolg kan zijn van eenzaamheid.
Hutten, E. et al. (2022, online 2020) – Journal of Social and Personal Relationships, Nederland/Duitsland
Dit Nederlandse-Duitse cross-sectionele onderzoek bij 47.768 volwassenen (16-99 jaar) analyseert leeftijdsspecifieke risicofactoren voor eenzaamheid en daagt bestaande theoretische aannames uit. Contra eerdere bevindingen van een U-vormige relatie tussen leeftijd en eenzaamheid, vinden de onderzoekers een lineaire toename van eenzaamheid met de leeftijd.
De studie identificeert verschillende risicofactoren per levensfase: bij jongvolwassenen domineren mentale gezondheidsproblemen (angst, depressie), bij middelbare leeftijd worden sociaaleconomische factoren belangrijker, en bij ouderen worden fysieke gezondheid en sociale participatie cruciaal. Deze bevindingen suggereren dat eenzaamheid verschillende etiologieën heeft afhankelijk van de levensfase.
Theoretisch remt dit onderzoek af op de evolutionaire theorie van eenzaamheid die stelt dat eenzaamheid adaptief is tijdens bepaalde levensfasen (adolescentie, late levensfase) om sociale verbindingen te bevorderen. In plaats daarvan suggereert de lineaire toename dat eenzaamheid mogelijk cumulatief is, waarbij eerdere ervaringen latere kwetsbaarheid beïnvloeden. Dit heeft belangrijke implicaties voor preventiestrategieën die rekening moeten houden met leeftijdsspecifieke risicofactoren en de cumulatieve aard van eenzaamheid.
Let hierbij ook op het onderzoek naar ACEs, dat de afgelopen twintig jaar enorm veel kennis heeft opgeleverd over langdurige gevolgen in de vorm van eenzaamheid gedurende het verdere leven.
Park, C. et al. (2020) – Psychiatry Research, Canada/VS
Deze uitgebreide meta-analyse van 114 studies onderzoekt de effecten van eenzaamheid op verschillende gezondheidsuitkomsten en biedt vergelijkende effectgroottes. Het onderzoek toont medium tot grote effecten van eenzaamheid op alle onderzochte gezondheidsdomein, met de sterkste effecten op mentale gezondheid (d = 0.90) en algemeen welzijn (d = 0.87).
Fysieke gezondheidsuitkomsten tonen kleinere maar significante effecten: slaap (d = 0.43), cognitie (d = 0.38), en algemene fysieke gezondheid (d = 0.35). Subgroepanalyses onthullen dat gendereffecten variëren per uitkomst: vrouwen tonen sterkere associaties tussen eenzaamheid en mentale gezondheid, terwijl mannen sterkere cognitieve effecten vertonen.
Deze meta-analyse biedt het meest uitgebreide kwantitatieve bewijs voor de gezondheidseffecten van eenzaamheid en ondersteunt theorieën over bio-psycho-sociale mechanismen. De bevindingen rechtvaardigen eenzaamheid als primaire interventiedoelstelling vanwege de brede gezondheidsimpact. De variatie in effectgroottes tussen domeinen suggereert dat verschillende interventiebenaderingen nodig kunnen zijn afhankelijk van gewenste gezondheidsuitkomsten. Het onderzoek benadrukt de urgentie van effectieve eenzaamheidsinterventies gezien de substantiële gezondheidskosten.
Het zoveelste onderzoek dat dit verband aantoont… hoeveel hebben we er nog nodig?
Theorievorming rond Hulpverlening bij Eenzaamheid
Giebel, C. et al. (2021, search uitgevoerd 2020) – BMJ Open, Verenigd Koninkrijk
Deze uitgebreide Britse scoping review analyseert 83 studies naar eerstelijns interventies voor eenzaamheid en sociale isolatie bij ouderen, waarbij een duidelijk theoretisch raamwerk voor hulpverlening ontbreekt. Het onderzoek identificeert een verontrustend gebrek aan theoretische onderbouwing in de meeste interventies.
De review onthult dat ‘social prescribing’ – waarbij huisartsen patiënten doorverwijzen naar community-organisaties – het dominante model is, vooral in het VK. Deze benadering erkent eenzaamheid als medisch probleem dat intersectorale samenwerking vereist. Echter, slechts weinig interventies rapporteerden theoretische fundamenten, en wanneer wel gerapporteerd varieerden concepten en theorieën sterk.
Dit gebrek aan theoretische basis belemmert interpretatie van resultaten en replicatie van succesvolle interventies. De studie toont aan dat het veld dringend behoefte heeft aan consensustheorieën over eenzaamheid en sociale isolatie op oudere leeftijd. De bevindingen suggereren dat effectieve hulpverlening vereist: (1) duidelijke theoretische onderbouwing, (2) standaardisatie van concepten en meetinstrumenten, (3) systematische evaluatie van werkingsmechanismen, en (4) aandacht voor individuele verschillen in eenzaamheidsbeleving.
Dit onderzoek toont aan dat in de praktijk van de hulpverlening vaak niet eens onderscheid wordt gemaakt tussen sociaal isolement en eenzaamheid, of dat sociaal isolement wordt verward met sociale eenzaamheid…
Chen, Y.R. et al. (2021, search tot april 2021 inclusief 2020 studies) – Frontiers in Public Health, China/VS
Deze systematische review en meta-analyse onderzoekt de theoretische basis en effectiviteit van technologie-gebaseerde interventies voor eenzaamheid bij ouderen. Het onderzoek analyseert 6 RCT’s en onthult belangrijke theoretische tekortkomingen in de huidige benadering van technologische hulpverlening.
De studie baseert zich op drie theoretische kaders: (1) sociale vervangingstheorie (technologie compenseert verminderde face-to-face contacten), (2) sociale aanvullingstheorie (technologie vergroot bestaande sociale netwerken), en (3) cognitieve stimulatietheorie (technologiegebruik verbetert cognitieve functies die sociale participatie faciliteren). Ondanks theoretische voordelen toont de meta-analyse geen significante effecten van technologie-interventies op eenzaamheid (SMD = -0.37, 95% CI: -0.89 tot 0.16).
Deze bevindingen suggereren fundamentele theoretische hiaten in hoe technologie wordt ingezet voor eenzaamheidsbestrijding. De meeste interventies focussen op technologische vaardigheden en toegang, maar negeren de psychologische en sociale processen die eenzaamheid onderhouden. Het onderzoek toont aan dat technologie-interventies theoretisch onderbouwd moeten zijn in begrip van eenzaamheidsmechanismen. Effectieve technologische hulpverlening vereist integratie van psychologische principes (cognitieve herstructurering, sociale vaardigheden) met technologische mogelijkheden, in plaats van technologie als standalone oplossing te beschouwen.
Hier valt dus nog heel wat te winnen. Er is niets mis met technologie, maar je moet de vorm niet verwarren met de functie.
Ma, R. et al. (2023, data tot 2022 inclusief 2020 studies) – BMC Public Health, Verenigd Koninkrijk
Deze systematische review analyseert karakteristieken van succesvolle eenzaamheidsinterventies uit 42 studies, waarvan vele uit 2020. Het onderzoek ontwikkelt een theoretisch raamwerk voor effectieve hulpverlening gebaseerd op vier kerncomponenten: doelgroep, interventie-inhoud, leveringsformaat, en duurzaamheid.
De studie identificeert dat interventies gericht op vriendschap en verbinding met een gemeenschap significant effectiever zijn dan die gericht op familierelaties of professionele ondersteuning. Gedragstechnieken (sociale vaardigheidstraining) en cognitieve herstructurering (CGT-gebaseerd) tonen de sterkste effecten. Groepsinterventies overtreffen individuele benaderingen, wat theorieën over sociale facilitatie en peer support ondersteunt.
Een cruciale theoretische bevinding is dat duurzame contactmomenten na afloop van interventies noodzakelijk zijn voor langetermijneffectiviteit. Dit suggereert dat eenzaamheid niet simpelweg ‘opgelost’ kan worden, maar continue ondersteuning vereist. Het onderzoek toont ook aan dat interventies met meerdere sessies (>8) effectiever zijn dan korte interventies, wat theorieën over gedragsverandering en vaardigheidsontwikkeling ondersteunt. Deze bevindingen bieden een evidence-based theoretisch raamwerk voor het ontwerpen van toekomstige hulpverleningsinterventies.
Ook hier weer; dat doen wij al sinds jaar en dag. Duurzame contactmomenten, dat is precies waar wij op sturen; geen contactmomenten in hulpverlening, maar eigen relaties die je leert opbouwen in de cursus.
Ong, A.D. et al. (2020) – BMC Public Health, Australië/VS
Deze meta-review van reviews analyseert de volledige literatuur over eenzaamheidsinterventies voor ouderen tot 2020 en identificeert fundamentele theoretische hiaten in hulpverleningsbenaderingen. Het onderzoek synthetiseert bevindingen uit 31 reviews die verschillende theoretische kaders hanteren zonder consensus.
De studie onthult vier dominante theoretische benaderingen: (1) sociale vaardigheden model (interventies verbeteren interpersoonlijke competenties), (2) sociale ondersteuning model (uitbreiding van netwerken), (3) sociale contactmogelijkheden model (toegang tot sociale activiteiten), en (4) cognitieve herstructurering model (aanpakken van maladaptieve sociale cognities). Meta-analytisch bewijs suggereert dat cognitieve interventies het meest effectief zijn.
Theoretisch toont dit onderzoek aan dat het veld lijdt onder fragmentatie en gebrek aan geïntegreerde theorievorming. Verschillende reviews hanteren verschillende definities van eenzaamheid en sociale isolatie, wat vergelijking en synthese bemoeilijkt. De bevindingen suggereren behoefte aan een unificerend theoretisch raamwerk dat erkent dat eenzaamheid een multifactorieel probleem is dat geïntegreerde interventies vereist. Het onderzoek benadrukt dat toekomstige hulpverlening gebaseerd moet zijn op duidelijke theoretische modellen die mechanismen van verandering expliciteren.
Kijk bij dit onderzoek ook eens naar de kritische noot over de soort interventies: het lijkt alsof iedereen maar wat deed… De conclusie is dan ook erg duidelijk.
Meta-onderzoek naar Interventies bij Eenzaamheid
Hickin, N. et al. (2021, search tot 2020) – Clinical Psychology Review, Verenigd Koninkrijk
Deze eerste meta-analyse van psychologische interventies voor eenzaamheid over de levensspanne analyseert 31 RCT’s uit 13 landen (voornamelijk VS en Europa) en toont significant positieve effecten aan. Het onderzoek bouwt voort op eerdere theorieën die stellen dat psychologische interventies effectief zijn omdat ze maladaptieve cognitieve processen aanpakken.
De studie test verschillende theoretische benaderingen: cognitieve gedragstherapie (CGT), acceptance and commitment therapy (ACT), mindfulness, en interpersoonlijke therapie. CGT toont de sterkste effecten, wat consistent is met theorieën die stellen dat eenzaamheid gepaard gaat met negatieve cognitieve vertekeningen over sociale relaties. Groepstherapie bleek effectiever dan individuele behandeling, wat sociale leertheorieën ondersteunt.
Theoretisch ondersteunen de bevindingen het idee dat eenzaamheid niet alleen een symptoom is van sociale tekorten, maar een complexe psychologische staat met cognitieve, emotionele en gedragscomponenten. De effectiviteit van psychologische interventies suggereert dat hulpverlening zich moet richten op interne processen (cognities, emoties) naast externe factoren (sociale vaardigheden, netwerken). Dit raamwerk biedt een theoretische basis voor evidence-based hulpverlening bij eenzaamheid.
Tja, dat doen wij natuurlijk al jaren… Dit onderzoek laat overigens ook zien hoe ongelofelijk veel niet te vergelijken vormen van hulp er zijn.
Hickin, N. et al. (2021, search tot 2020) – Clinical Psychology Review, Verenigd Koninkrijk
Deze eerste meta-analyse van psychologische interventies voor eenzaamheid over de levensspanne analyseert 31 RCT’s uit 13 landen (voornamelijk VS en Europa) en toont significant positieve effecten aan. Het onderzoek bouwt voort op eerdere theorieën die stellen dat psychologische interventies effectief zijn omdat ze maladaptieve cognitieve processen aanpakken.
De studie test verschillende theoretische benaderingen: cognitieve gedragstherapie (CGT), acceptance and commitment therapy (ACT), mindfulness, en interpersoonlijke therapie. CGT toont de sterkste effecten, wat consistent is met theorieën die stellen dat eenzaamheid gepaard gaat met negatieve cognitieve vertekeningen over sociale relaties. Groepstherapie bleek effectiever dan individuele behandeling, wat sociale leertheorieën ondersteunt.
Theoretisch ondersteunen de bevindingen het idee dat eenzaamheid niet alleen een symptoom is van sociale tekorten, maar een complexe psychologische staat met cognitieve, emotionele en gedragscomponenten. De effectiviteit van psychologische interventies suggereert dat hulpverlening zich moet richten op interne processen (cognities, emoties) naast externe factoren (sociale vaardigheden, netwerken). Dit raamwerk biedt een theoretische basis voor evidence-based hulpverlening bij eenzaamheid.
Tja, dat doen wij natuurlijk al jaren… Dit onderzoek laat overigens ook zien hoe ongelofelijk veel niet te vergelijken vormen van hulp er zijn.